Als een auteur zijn verhaal in de ik-vorm schrijft, betekent dat niet per se dat hij het over zichzelf heeft!
Ik zal toch niet de enige zijn die dat heeft: de schier onbedwingbare neiging om de grenzen van het toelaatbare af te tasten. Ik heb het altijd al uitermate ‘plezant’ gevonden om net die dingen te proberen die verboden zijn. A ja! Ze verbieden dat niet voor niks, maar precies omdát het zo fijn is! De schuld waarmee ik daardoor mijn ziel belastte, leidde vaak tot een fikse boete: een ‘pakske rammel’ thuis of alweer een paar uur strafstudie in de school. Maar dat heeft me nooit belet om binnen de kortste keren weer onder de boom van goed en kwaad post te vatten en met de smaak van de begeerte enthousiast in de verboden appel te bijten. Ik had geen slang nodig om me in bekoring te brengen.
Een voorbeeld: in mijn laatste collegejaar werden er tijdens een weekend nieuwe tafels en stoelen geleverd voor de gigantische studiezaal. Het zag er prachtig uit die maandag. En mijn neiging tot zonde was ineens weer onredelijk veel sterker dan mezelf. Ik heb schielijk rond gespeurd of er nergens ogen van kampbewakers flikkerden en ben toen de hele studiezaal door, boven over de blinkende tafels, naar de dubbele deur gestapt. Betrapt ben ik die keer niet. Gelukkig! Voor een dergelijk misdrijf kon je immers, als je niet de zoon van een bekende dokter of een gewaardeerde notaris was, het gevreesde
consilium abeundi krijgen (het dwingend advies de school te verlaten).
En vorige donderdag had de demon me onverwacht weer in zijn macht. Ik fietste mijn dagelijkse portie gezondheid bij elkaar langs het kanaal, in de richting van de Blauwe Kei. Al na een paar honderd meter passeer je dan een fietspad dat de heide in slingert, de grens over. Maar dat mocht niet meer van de Heilige Corona! Mijn obsessie voor het kwade was meteen getriggerd. Ik ging in De Plus in Luyksgestel illegaal een blik kattenvoer kopen, voilà! Ik voelde me weer een echte smokkelaar. Ik betrapte er me zelfs op dat ik dat lied aan het zingen was dat mijn zussen in de late jaren vijftig zo vaak luidkeels met de radio meezongen, dat ik de tekst nu nog vanbuiten ken. Het ging over
‘een jonge blonde grenscommies’ en die
‘trouwde straks met Annelies, de liefste van de grens’. Maar
‘haar vader stond al jarenlang als smokkelaar bekend’.
Geen schuld zonder boete! De Plus was verdomme gesloten. Hemelvaartdag blijkt ook in Nederland een feestdag te zijn. Terug naar Lommel zonder kattenvoer voor Pol dus. Moest-ie maar een muis vangen!
En nu zou je zien dat er ook nog controle stond bij die wegversperring! Ik schakelde naar de hoogste ondersteuning en spande mijn spieren om desnoods de ontsnappingsspurt in te zetten. De slotzinnen van dat inhoudrijke levenslied hamerden door mijn kop:
‘Hij (= die blonde commies)
riep: “Halt of ik schiet!” Een smokkelaar sloeg op de vlucht. Hij schoot, maar wat was dat? Zwaargewond lag op de grond de vader van zijn schat.’
Chel DRIESEN