Insufficiëntie: volgens Van Dale het tekortschieten in functie, vooral met betrekking tot organen van het menselijk lichaam. Als je lijdt aan nierinsufficiëntie bijvoorbeeld, werken je nieren onvoldoende.
Ooit heb ik plechtig beloofd dat ik het nooit meer zou doen. Mij cursiefgewijs boos maken over taalblunders, bedoel ik. Bij deze breek ik moedwillig die duur gezworen eed.
Zou het komen omdat ik wat meer dan gemiddelde aandacht besteed aan teksten die ik voor de neus krijg, of is het toch beroepsmisvorming die me parten speelt? Feit is dat, als ik anderen attent maak op inhoudelijk absurde dingen of zelfs flagrante blunders, ze dan vaak reageren met “O ja? Daar had ik nog niet bij stilgestaan.”
Zo stond ik eergisteren in de lift die me van de parkeergarage naar de begane grond bracht in het UZ Gasthuisberg in Leuven. Op de binnenwand hing een affiche met een waarschuwing van de Leuvense politie. Er stond een zwartgemaskerde gangster op die om de hoek van een gebouw kwam gluren en daarboven in dreigende letters: ‘Opgelet! In dit ziekenhuis
opereren ook gauwdieven!’
Nu weet ik als ervaringsdeskundige wel dat chirurgen astronomische bedragen durven aanrekenen voor een ingreep, maar ik vond het best grappig en getuigen van gezonde zelfspot. Een vriend die ik hierover vertelde, vroeg zich nochtans af wat er dan fout was met die mededeling. Pas toen ik het hem uitlegde, vond hij het ook grappig. Maar grappen die uitleg behoeven, zijn toch niet grappig meer? Ook in Leuven vonden ze dit toch wel wat ver gaan. Toen ik vier uur later de lift terug naar beneden nam, hing er een aangepaste tekst: ‘Opgelet. Zakkenrollers zijn ook in het ziekenhuis actief!’
Ook de automatische en zeer professioneel klinkende telefoonbeantwoorder van artsenpraktijk De Zorgpoort in Lommel, toch een artsengroep die zichzelf enige allure toerekent zou ik zeggen, vraagt je al maandenlang om het cijfer één in te toetsen als je
levensbedreigende hulp nodig hebt. En bij de mensen die ik daarover aansprak, waren er een heleboel die daar geen euvel in zagen. Ik zou toch denken dat het juist de bedoeling van
hulp is om levensbedreiging uit te schakelen. Levensbedreigende hulp is bijgevolg een schoolvoorbeeld van een
contradictio in terminis. Véél erger dan een d/t-fout. Het is immers een zonde tegen het wezen van de taal zelf. Véél erger ook dan een verspreking als
gezinsverbijstering.
Is dit nu allemaal zo belangrijk? In het licht van de eeuwigheid zijn het natuurlijk te verwaarlozen pietluttigheden, maar toch vind ik van wel. Mag een bezorgde patiënt zich bange vragen stellen over de medische nauwkeurigheid waarmee artsen te werk gaan die zo roekeloos met hun en onze taal omspringen?
Chel DRIESEN