Minder dan een maand geleden passeerde ik over de M40 op een boogscheut – een bolwerp zou wijlen Plien van de Witte zeggen – van Stratford-upon-Avon. En ik ging automatisch wat trager rijden. Je moet immers al van een ander melkwegstelsel komen als je brein bij het zien van deze stadsnaam niet meteen een slordige vier eeuwen terug in het verleden snelt. Welke anglofiel ontsnapt dan aan het spervuur van titels en citaten uit het werk van deze grootste onder de groten, dat zijn gemoed op de korrel neemt.
Bijna een half millennium geleden liep great old William Shakespeare daar dus rond. De man die Hamlet zich liet afvragen of
‘to be, or not to be niet THE question’ was. Maar hij schreef ook:
‘Speak low, if you speak of love’ (wees maar voorzichtig als je over liefde spreekt), en – hoe belangrijk voor een columnist! –
‘Brevity is the soul of wit’ (beknoptheid is de ziel van het verstand).
Nog een?
‘Frailty, thy name is woman’ (zwakheid, uw naam is vrouw).
Geef toe, dat is nogal wat anders dan
‘Vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt’ van Johan Cruyff!
Maar de zin die bij mij daar op die Engelse
motorway vooral bleef nazinderen, was Juliets getormenteerde vraag aan haar Romeo
‘What’s in a name?’. Opeens dacht ik weer aan die frêle leerling van me in het vierde jaar M.O., die Attila heette. Zijn vader had hem zo genoemd naar de bloeddorstige geweldenaar die in het midden van de vijfde eeuw de Hunnen aanvoerde. ‘De Gesel Gods’ noemden zijn slachtoffers hem. Alleen al het uitspreken van zijn naam deed hen beven van angst. En ik herinnerde mij hoe ik me toen al afvroeg hoe in vredesnaam sommige ouders hun kinderen zo iets kunnen aandoen. Het tengere ventje, te mager voor zijn nauwelijks vijftien jaar, werd natuurlijk door iedereen de ‘Hun’ genoemd. En hij leed daar vreselijk onder. Alsof de puberteit zonder dat je Attila heet al niet erg genoeg is.
Geef me dan Evalina maar! Nee, niet Eveline, hoewel ik dat ook al een mooie naam vind. Jawel,
E-va-li-na! Ik moest het ook een tweede keer vragen daar op dat trouwfeest van mijn zoon. Een broos Vlaams meisje van elf zat ergens in een kasteel op de denkbeeldige grens tussen Engeland en Wales, tijdens het banket, stilletjes op haar stoel naast me te wachten. Ja waar zitten meisjes van die leeftijd zoal op te wachten? Tot de school weer begon zeker? Ze ging naar het zesde leerjaar, vertelde ze me een beetje trots. En ze hield vooral van rekenen.
Evalina! Dat kun je toch niet uitspreken zonder er meteen een melodietje in te horen! Boven haar hoofd hing een schitterende luster die uit honderden stukjes bestond. Toen ze haar naam zei, leek het alsof een zacht avondbriesje behoedzaam rinkelend met de kristallen druppels speelde.
Good night, good night! Parting is such sweet sorrow, that I shall say good night till it be morrow. (Goede nacht, goede nacht! Het afscheid smaakt zo zacht, dat ik je goede nacht wil blijven wensen tot de ochtend gloort.)
Chel DRIESEN