Het is niet de eerste keer dat ik het zeg: ik ben een gematigde neerlandofiel. En dat heeft niet eens zoveel met onze gemeenschappelijke taal te maken. Niet dat ik blind ben voor de gebreken van onze noorderburen hoor. Want hoewel ze het niet graag zullen horen en het slechts met grote tegenzin zullen toegeven, hebben ze die net zoveel als wij. Maar pluspunten vallen er over de grens ook een heleboel te noteren. En daar zijn ze terecht trots op.
Woensdag ben ik met mijn vrienden Sus en Ad gaan fietsen in de omgeving van Hilvarenbeek. En wat voor prachtige dorpjes vind je daar! Wij zijn er met onze vermaledijde lintbebouwing in geslaagd om het lelijkste land van West-Europa te creëren wat ruimtelijke ordening betreft. In Nederland lopen drukke verkeerswegen netjes om de kernen heen. En zo stralen die gezellige centra een zalige ouderwetse rust uit. Hoewel Nederland tot de dichtstbevolkte landen ter wereld hoort, fiets je over een goed onderhouden fietswegennetwerk langs enorme lappen landbouwgebied en door uitgestrekte en aaneengesloten stroken groen.
We passeerden een ven dat de Flaes heet en dat me even deed denken aan onze Sahara. Maar geen Brusselse of Luikse overlastbezorgers hier. Helemaal geen toeristen zelfs erop of errond. Ook geen achtergelaten rotzooi dus. Het watergebied is ontstaan doordat er vroeger turf gestoken werd. Tegenwoordig wordt het enkel nog gebruikt door een ijsclub. Als het nog eens ooit wil vriezen tenminste.
Een ander natuurlijk ven van een paar hectare groot stond zelfs helemaal droog. Vroeger bleef het water erin staan omdat de bodem uit een leemlaag bestond. Maar doordat men er jarenlang met paarden doorheen ging, werd die laag beschadigd en sijpelde alle water erdoor.
In een piepklein gehuchtje stopten we bij het gedenkteken voor ene Coenraad van Valkenburg. De man was ‘gevallen voor het vaderland’ tijdens een veldslag in de nasleep van de Belgische onafhankelijkheidsstrijd in Boutersem in Vlaams Brabant. Hij had de rang van luitenant-kolonel en was commandant van de compagnie van de Groningse Jagers. 47 jaar was hij toen hij sneuvelde. Ik val in herhaling maar wij hadden natuurlijk gewoon samen moeten blijven in 1830.
En toch denken we af en toe anders. Het viel me op dat automobilisten op borden met het silhouet van een everzwijn en een hert gewaarschuwd werden dat “zij zo maar oversteken”. Op gelijkaardige borden langs Vlaamse wegen staat: “Wij steken zo maar over.”
Ik vraag me af of we daar iets achter moeten zoeken.
Chel DRIESEN