Gisteravond moest ik aan onze buren van vroeger denken toen ik klein was. Rechtover ons woonde
"horloge", een oude man die om de vijf minuten op zijn zakhorloge keek, terwijl hij met een bezem zijn voetpad veegde. Hij was meestal buiten, want zijn vrouw was een lastig mens. Waarschijnlijk vergat hij telkens de tijd.
Verder, meer naar rechts, was er
"plechtige communicant". Elke namiddag op klokslag drie uur kwam hij met zijn rode auto op bezoek bij onze buurvrouw. Hij was altijd piekfijn uitgedost, met zijn kostuumbroek in een plooi en zijn
stoeferke in zijn jas. Mijn moeder fantaseerde daar van alles bij, alsof die man de bijzit was van de buurvrouw. Ik kon dat moeilijk geloven.
Om de hoek was er
"groene veste". Dat is niet moeilijk: ze had altijd een groen vest aan.
De winkelier die op het einde van de straat een winkel-met-Centra-zegeltjes hield, heette "
Mutse". Zijn naam verwees niet naar een hoofddeksel, wel naar zijn uitspraak van het Engels. "How muts," vroeg hij als je kaas of hesp vroeg.
Verder was er nog "'t nieuw geloof". Dat waren Jehova's of zoiets denk ik. Ook was er "'t is met Raak". Dat was de wijkmeester van de KWB die een nasale stem had. Hij sprak erg door zijn neus. Om de twee maanden belde hij aan de deur en zei: "'t Is met Raak." Mijn oudste zus kon hem heel goed nadoen, terwijl ze op haar neus pitste. Er waren nog meer namen, maar die ontsnappen me nu.
Jef LINGIER