Toen ik elf jaar oud was wilde mijn moeder me naar de Chiro sturen. Ik wilde eerst niet,
verlegen als ik was en bangeschijter voor het onbekende. Onder zachte dwang van ma ging ik
dan toch maar.
Het viel geweldig goed mee, want ik bleef elke zondag stipt naar de Chiro
gaan. Ik werd er later zelfs leider en groepsleider van.
In die tijd marcheerde de Chiro nog
zingend met vlag en wimpels door de straten. Soms riepen oudere mannen «zwartzakken»
naar ons, wij marcherend in bruin hemd en korte broek met koppelriem. Ik begreep dit toen
nog niet.
Ik ontdekte een nieuwe wereld in de Chiro. Als vendelleider moest ik elke zondag
een verslag schrijven over wat we de vorige keer gedaan hadden. Dat verslag las ik dan voor.
Ze lachten met de anekdotes in mijn verslag. Leider Marc zei dat ik later schrijver moest
worden, maar daar geloofde ik niets van. Dat mocht ik immers ook niet van mijn moeder.
Missionaris en boer worden mocht ook al niet. Daar verdiende je je kost niet mee, zei ze.
Ik
ontdekte vriendschap, ook buiten de Chiro. Samen met mijn vrienden bouwde ik kampen in
de duinen en vierden we samen nieuwjaar in de garage van iemand. Het waren tijden vol
fantasie en kameraadschap. Met Driekoningen gingen we van tot deur tot deur en zongen
Driekoningen mijn hoed die is versleten. Zo verzamelden we geld voor onze eigen activiteiten
en feestjes. Normaal was het de gewoonte dat je je dan verkleedde als koning. Maar wij
hadden zo geen koningskleren. Ik zette een oude onderbroek van pa omgekeerd op mijn
hoofd, een onderbroek die hij gebruikt had om zijn verfborstels mee uit te wassen. Ik stonk
naar de terpentijn, zelfs tegen de wind in.
Eind dit jaar viert de Chiro haar 90-jarig bestaan.
Jef LINGIER