Ik filosofeer vaak. Ook over de dood, die inherent is aan het leven. Zonder sterven zou er geen plaats zijn voor nieuw leven en zonder nieuw leven zou de wereld wenen en verzwakken. Oneindigheid fnuikt ambitie. Het enige minpunt aan de dood is het onverwachte en soms onrechtvaardige. Over lijden ga ik kort zijn: niemand verdient het. In mijn optiek zou iedereen het recht moeten hebben om op zijn manier te leven tot zijn honderdste, met alles erop en eraan. Een cocktail van vreugde en verdriet, om na de laatste slok pijnloos te overlijden. Iedereen gelijk voor de wet, de wet van de natuur. Gezondheid! Dat zou ik zeggen, als ze ‘t mij zouden vragen.
Ik heb gelééfd! Een uitspraak die je tegenwoordig om de haverklap hoort of leest in interviews. Je zou verwachten dat het een der laatste doodsreutels betreft van een uitgemergelde oude man, een schreeuw om aandacht van een terdoodveroordeelde die in de verte reeds de angstaanjagende zeis van Magere Hein ziet blinken, of een nuchtere vaststelling van een terminaal zieke. Niet meer hopend op een mirakel, maar met lood in de schoenen beseffend dat hij mogelijkerwijs nog een lange lijdensweg af te leggen heeft voordat zijn lijden weg is. Wensend dat hij binnen afzienbare tijd het loodje zal leggen zonder al te veel af te zien. In dat geval zou het me raken. Het zou niet mogen bestaan.
Het bewuste zinnetje klinkt ineens heel wat minder innemend, eerder walgelijk, als het in het wilde weg gekweeld wordt door een kwieke, kerngezonde kerel die interessant wil zijn en kickt op zelfverheerlijking. Ik heb gelééfd! Ik. Want ik ben een bink. Alsof alle andere stervelingen saaie pieten zijn die niets ondernemen en niets durven. Zielige zetelzitters die tijdens een herhaling van een herhaling van een herhaling van FC De Kampioenen amper een elastiekje rond hun halflege zak paprikachips durven te binden uit angst om duim en wijsvinger te verwonden, terwijl hijzelf zogezegd ergens op een prachtig, exotisch eiland bungeejumpend van een steile klif neerdaalt, in de nabijheid van een stel oogverblindende, schaarsgeklede latina’s die hem al bij het eerste terugveren een cocktail met een rietje en een parapluutje aanreiken, die hij dan kordaat in een teug achteroverklokt, waarna hij zichzelf behendig loskoppelt en zwevend aan zijn cocktailparapluutje nog vlug de allermooiste plaatselijke schone in de lucht rond zwiert en acrobatisch ontmaagdt. Zweef en overdrijf alsof het je laatste dag is. Pak alles wat je kan.
Je zou kunnen veronderstellen dat de trendy, hippe betrokkene met zijn stoere ‘ik heb gelééfd!’ wil mededelen dat hij over zijn hoogtepunt heen is. Wel, dat zie je dan helemaal verkeerd. Hij klopt het wat minder op, drinkt ook wat minder en impliceert op verheven wijze dat hij nu, na het heldhaftige bevredigen van zijn talrijke, viriele levenslusten, over zoveel wijsheid beschikt dat hij de kicks van het wereldse bewust achter zich heeft gelaten om vanuit de hoogte neer te kijken op sukkelaars die volgens hem nooit geleefd hebben. Arrogantie ten top. Minachtender dan het verschil tussen twaalf en vier cocktails. Als je het gevoel hebt dat je geleefd hebt, sterf je. Anders is elke dag een nieuw begin. Zo simpel zou het moeten zijn.
Danny VANDENBERK