‘We kunnen het vastgoed met elkaar vinden!’ Schuin tegenover mij zat Jimmy, met beide wijsvingers naar mij gericht. Zijn tandpastaglimlach en knipoogje waren er te veel aan. Toegegeven, de woordspeling was geslaagd, zeker voor gladde marketingboys uit de immobiliënsector ten tijde van de eeuwwisseling, maar intussen gedateerd, om niet te zeggen verouderd. Zelf zouden nieuwbakken makelaars als Jimmy dit ‘gezellig’ of ‘authentiek’ noemen, of in het ergste geval ‘lichtjes op te frissen’.
Jimmy vastgoedmakelaar, dat was toch even wennen. Twaalf ambachten, dertien ongelukken… Op zijn lijf geschreven, maar op zijn torso en armen stonden slangen, doodshoofden, roze eenhoorns en gebroken hartjes getatoeëerd. Ik tuurde naar zijn wispelturigheid. Vooral omdat zijn bovenlijf nagenoeg bloot was. Hij droeg enkel een veel te klein onderhemdje.
In zijn jonge jaren was hij begonnen als dakwerker. Op een keer had hij zich bedronken omdat hij zijn job beu was. Hij was ladderzat. Daarna probeerde hij het als postbode. Te stresserend. Hij was immers altijd ongerust dat zijn brieven niet bezorgd waren. Aan zijn job als verhuizer was hij bijzonder gemotiveerd begonnen. Hij haalde toen echt alles uit de kast. Bleef niet duren. Ook als bloemist vond hij zichzelf geweldig, al had hij zo zijn voorkeuren. Van tulpen, krokussen of chrysanten hield hij niet zo. Hij was eerder een narcist.
Naar aloude traditie gingen we elke jobwissel vieren op café, maar onder de huidige (coronale) omstandigheden hadden we bij hem thuis afgesproken. Het leek Jimmy te inspireren om nog sneller te drinken. Na een flinke teug van zijn vijfde Duvel hief hij ostentatief zijn lege glas omhoog en draaide het ondersteboven. Een paar bierdruppeltjes pletsten op zijn kale hoofd. ‘Sonja! Mijn glas is weer helemaal intapklaar!’ riep hij naar zijn echtgenote. Ik kreeg opnieuw een knipoog. En kippenvel.
‘Intapklaar! Heb je ‘m?’ vroeg hij totaal overbodig. Schuddebollend en met samengeperste lippen legde Sonja haar boek opzij, veerde recht en trok bruusk het glas uit Jimmy’s hand. Naar mij lachte ze vriendelijk. ‘Nee, dank je. Ik heb nog,’ zei ik, toen ze bijna op fluisterende toon vroeg of ik nog een Duvel wilde.
‘Door al mijn vaccinaties voel ik me de laatste tijd net als mijn nieuwe bedrijfswagen: een BMW 3-serie GTI, dat is immers ook een injectie! Sinds mijn boosterprik ben ik helemaal hyper!’ Hij gniffelde, waarna hij met zijn vochtige lippen als een volslagen covidioot het geluid van zijn nieuwe wagen imiteerde.
Enkele minuten later kwam Sonja aanzetten met een koffie. ‘Koffie?!’ schreeuwde Jimmy verontwaardigd, alsof zijn vrouw hem ter plekke wilde vergiftigen. ‘Ja, dat is het enige dat ik jou nog schenk. Ik heb er melk en suiker in gedaan. Zonder lepeltje,’ zei ze. ‘Omdat ik weet dat je je koffie tegenwoordig onroerend goed vindt. Heb je ’m?’ Ze knipoogde parodiërend in mijn richting en glimlachte vervolgens. Lief, maar tegelijkertijd ook een beetje raadselachtig. Daarna kroop ze weer achter haar boek. Pas nu viel mij de titel op: ‘Vergiftigd Geschenk’.
Danny VANDENBERK