Drie dagen hield ik het vol. Toen werd de situatie precair. Grommen als een wild beest als iets me niet helemaal zinde, minutenlang aan eigen vingers sabbelen nadat er wat boter of mayonaise aan was blijven hangen, de drang om mijn vrouw heimelijk in haar hals te happen… Bloedlink werd het. Op het gevaarlijke af. Vegetarisme is niks voor mij.
Weet je wat een autofaag is? Nee, geen ruitenwisser of iets dergelijks, maar een soort narcistische kannibaal, iemand die stukjes van zichzelf zou kunnen opeten. Bestaat echt. In mijn vleesloze driedaagse deed ik het tijdelijk zelf met korstjes van wondjes op mijn gehavende linkerbeen na een van mijn talrijke valpartijen.
Enkele jaren later sta ik in de supermarkt bij de vleesafdeling. Er is zo veel keuze dat ik onmogelijk meteen kan kiezen. Een roze waas. Ik voel me als een fietser met te veel tegenwind, waardoor ik in ademnood raak.
Ooit bezocht ik in schoolverband een Waalse varkenskwekerij. Na de bigbezichtiging kregen we een warme maaltijd aangeboden: varkensworst met gebakken patatjes en appelmoes. Vanuit de verbruikszaal kon je door besmeurde glazen wanden aanschouwen hoe vinnige krulstaartzwijntjes olijk rondhuppelden en zich zo nu en dan jolig wentelden in een blubberige mengeling van modder en eigen uitwerpselen. Even voordien waren we getuige geweest van het proces waarbij het sperma van een beer afgetapt werd na het bestijgen van een kunstzeug. Versta me niet verkeerd, maar uiteindelijk heb ik mijn worst laten staan.
Roze waas verdwijnt. Focussen! Naast de gebruikelijke kipfilets kies ik voor vleesjes die bij mijn achternaam passen en me niet meteen aan dode dieren doen denken: boomstammetjes. Een perfect alternatief voor blinde vinken, die ik uit medelijden niet al te vaak oppeuzel. Dan nog liever slavinken. In agressieve buien geven ze tenminste nog een beetje de indruk dat ze zich kunnen verdedigen. Beter voor mijn jagersinstinct. Of je nu vlees, vis, groenten of schepsnoep eet, je kan er maar beter niet te lang bij blijven stilstaan. Rijden met die winkelkar!
Bij de conserven stop ik opnieuw. Twee oudere dames staan er druk te palaveren over corona. Omdat ze de toegang tot de door mij benodigde potten wortelen en erwten versperren, veins ik even aandacht voor de ingeblikte sperziebonen, waarbij ik keurig de anderhalvemeterregel blijf respecteren.
‘Ik ben besmet, denk ik,’ rochelt de ene. ‘Ik heb pijn op mijn borst bij het ademen en mijn koffie smaakt me niet meer.’ Luistervinken. Die zou ik misschien ook nog wel lusten. ‘Ik heb ook symptomen,’ zegt de andere. ‘Hoor je niet hoe hees ik klink? Mijn stem is helemaal schors.’
Binnenpretje. Alhoewel… Gelukkig wordt mijn gegrinnik gesmoord door mijn mondmasker. Schors! Misschien heeft ze gisteren ook een boomstammetje gegeten.
Danny VANDENBERK