De laatste tijd heb ik me al vaak afgevraagd of andere mensen dat ook hebben: je voelt je fysiek slecht, dat tast je humeur aan en als er dan iets onvermijdelijks gebeurt, volgt er een uitbarsting van woede. Soms is die explosie dan ook nog gericht op iemand die geen greintje schuld heeft aan je rotstemming.
Mensen (en dingen) die het kortst bij je staan krijgen dan de volle laag. En ik ben geen psycholoog, maar dat brengt je helemaal niet in een betere bui. Integendeel: spijt en wroeging worden je deel.
Dat hoor je toch vaak! Een zoon die heel veel voor zijn ouders doet bijvoorbeeld en toch meer boosheid en verwijten terug ontvangt dan die dochter die aan de andere kant van het land woont. Van de cursus psychologie die ik tijdens mijn opleiding te verhapstukken kreeg, herinner ik me een standpunt van prof. Christiaens. “Eén van de primitiefste en domste reacties van een mens bestaat erin,” zei hij, “dat hij zijn irritatie afreageert op een voorwerp”. Je kent het wel. Iedereen maakt het mee. Je stoot je voet tegen een tafelpoot en je slingert die tafel de vreselijkste verwensingen toe. Je knalt met je hoofd tegen de deur van de keukenkast, die je nota bene zelf opengelaten hebt, en je tiert de halve buurt bij elkaar. En het lost absoluut niets op! Die tafel staat ’s anderendaags nog steeds waar ze stond en de pleister over de deuk in je voorhoofd zit er ook nog.
Vanmorgen had ik weer zoiets voor. Gunther is vrijgezel en woont alleen. Hij is zo’n dertig jaar jonger dan ik, maar dat belet hem niet een goede vriend te zijn. Al een aantal jaren is hij samen met mij actief in het amateurtoneel. Gisteren en eergisteren zou onze groep drie moderne kerststukken opvoeren in het Cultuurcentrum De Adelberg in Lommel. Hij had belangrijke rollen.
‘Zou’, zei ik. Want Gunther werd ernstig ziek en een eerste reeks behandelingen bereikte niet het gewenste effect. Een longontsteking verergerde de toestand. Bestralingen volgden en een nieuwe reeks misselijk makende medicatie beheerst momenteel zijn dagelijks bestaan.
Er waren al wat kosten gemaakt voor onze opvoeringen en tickets waren er ook al verkocht. Maar dat toneel hebben we inmiddels voor onbepaalde tijd uitgesteld. Zoiets doet pijn als je met zijn allen al een jaar gerepeteerd hebt. Maar niet zoveel pijn als de zorgen die je je maakt om Gunther.
Toen ik hem vanmiddag wat spullen bracht, kostte het hem bijna teveel kracht om de deur open te maken. Ik heb hem toegeblaft dat hij terug zijn bed in moest. En terug in mijn auto had ik weer die primitieve, domme reactie: ik heb zo luid gevloekt en op mijn stuur getimmerd dat een passerende voetganger ervan schrok. En thuis, in mijn keuken, heb ik krachtig tegen de poot van mijn onschuldige keukentafel geschopt. Mijn rechtervoet doet nog pijn en de nagel van mijn grote teen heeft precies een gezicht gekregen. Hij ziet er verongelijkt uit.
Hou je taai, Gunther! Je speelt nu de allerbelangrijkste rol van je leven. Maar het is geen monoloog die je speelt. Wij doen mee.
Chel DRIESEN