Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Mijn vrouw bakt tegenwoordig zelf. Het is een van de coronamaatregelen die ze getroffen heeft. Ze heeft gelijk. Natuurlijk heeft ze dat. Ik ben haar woordvoerder. Een warme bakker hadden we eigenlijk toch al niet meer en in de supermarkt zit iedereen met zijn of haar mogelijk besmette poten in broden, pistolets en croissants te grabbelen en te knijpen dat het een lieve lust is. Vlees kopen we er wel nog genoeg, maar dat gaat zo veel mogelijk in de diepvries, vooral om het aantal supermarktbezoeken te beperken. Onze groenten halen we bij een plaatselijke boer. Duurder misschien, maar ook lekkerder want verser, hygiënischer én de lokale handelaar ondersteunend. Ander voordeel is zijn breed assortiment, waardoor we momenteel groenten als paksoi, postelein en ‘purple sprouting broccoli’ leren kennen. We hebben nu dus een boerencontract, waarbij we 38 weken lang voorzien worden van een grote hoeveelheid groenten en waardoor onze kingsize ijskast er soms uitziet als een jungle, waarbij het niet altijd even handig is om bijvoorbeeld een flesje bier, een pot gelei of een pakje boter terug te vinden doordat ze verscholen zitten onder een hoop bladeren of stengels. Ik heb inmiddels soep leren maken, waardoor we tussen de bossen en bussels selder en prei de bomen weer zien, of althans de flesjes bier. Het was dat of een konijnenkot installeren in de ijskast. Een onderkomen voor een ijskonijn als het ware. Ik heb het overwogen, maar na enige research bleek dat dier niet te bestaan. De term wordt gebruikt voor een emotieloos, ongevoelig persoon met stalen zenuwen. Zelf ween ik dagelijks. We hebben immers massa’s te versnijden ajuinen en sjalotjes in huis en vaak vormen ze de basis voor allerlei bereidingen en snotterpartijen. Ongevoelig ben ik ook niet, want op veertig procent van mijn vingers plakken pleisters en ook de overige zestig procent vertonen lichte snij- en kerfwonden die ik allemaal voel en die er niet altijd zonder een traantje gekomen zijn. Ook stalen zenuwen heb ik niet. Soms denk ik zelfs dat mijn zenuwen gestolen zijn. Helemaal zen ben ik. ‘Kzen zen,’ zeggen we dan in het Lommels. Buitenstaanders en niet-Lommelaars zouden kunnen denken dat het Chinees of Chinese kool is, maar wij weten wel beter. Zoals mijn vrouw. Zij weet ook alles beter. Ik hou van haar, ondanks het feit dat we momenteel geen seks hebben omdat ze coronagewijs geen enkel risico wil nemen. Een versoepeling van die maatregel zag ze enkele dagen geleden nog niet zitten, ook al versoepel ik zelf alle groentenoverschotten en verzuipen we soms bijna in de door mij gekookte soep. Daarnet vroeg ze nochtans knipogend en in het bijzijn van de kinderen of ik voor morgen worst wil uitleggen. Ik hoop dat het codetaal is en sta voor het eerst sinds lang weer een klein beetje stijf van de zenuwen.
Danny VANDENBERK