Ik ben nogal conservatief als het over onze zetel, de hoeksalon van onze samenleving, gaat. In ons huis wordt geleefd. Met z’n zessen. In onze zetel wordt gezeten. Met z’n zessen. Samen. Hij staat helemaal in het midden van onze woonkamer, als een centrale bank van onschatbare waarde. Er wordt televisie gekeken, geknuffeld, geslapen, geravot, gevochten, gelachen, geweend, gegeten, gedronken, getablet, gelaptopt, gelezen en nog veel meer. Ik ben een huismus en tegelijkertijd een gewoontedier. Een geringde huismus met een enkelband dan nog. In feite draag ik geen van beide, maar ik leef er wel naar. Vaak thuis verblijvend, getrouwd en trouwring kwijtgespeeld, ongestraft crimineel geschift en een blanco strafblad. Het spreekt voor zich dat mijn vaste plekje op de zetel zich het meest gezet heeft. In de loop der jaren heeft het meubel zich helemaal aangepast aan mijn zitstijl en werd het een verlengstuk van mijn rug en onderrug. Samen zijn we één. Ik hou ervan als iets zich aanpast aan mij. Dat is een rariteit. Ik heb immers het gevoel dat het constant in de omgekeerde richting gebeurt, maar volgens mijn echtgenote en mijn nauwe en zelfs ruime omgeving ben ik een geboren overdrijver en gelukkig voor het geboorteregister en de maatschappij zelf ook een rariteit.
Mijn vrouw zei begin dit jaar categoriek dat de zetel oud geworden was. Dat hij schandalig inzakte en heel dringend aan vervanging toe was. ‘Zeg zoiets niet, vrouwmens!’ riep ik luid en paniekerig. ‘Ik ben een doorzetter in een doorzitter. Als de zetel buiten moet, dan ga ik mee! Een nieuwe zetel zou heel erg ongelegen komen, als je begrijpt wat ik bedoel. Onze zetel is niet oud. Ook niet meer jong, dat geef ik toe. Laat ons zeggen dat hij licht belegen is, maar zo heb ik mijn kaas ook het liefst. Licht belegen.’
‘Binnenkort zal je wel anders piepen, als je er eens in gaat zitten en er plots een veer in je kont steekt. Dan zal je heel zeker wel anders piepen! Misschien wel zoals dat versleten kreng zelf! Maar goed, ik onthoud dat als ik de zetel op een dag buiten aan de voordeur zet, dat jij erin gaat zitten om het bordje ‘gratis mee te nemen’ vast te houden. Het zal de schenking bemoeilijken, want niemand gaat jou erbij willen. Ik stel voor dat ik daarom een briefje van honderd euro aan je mouw bevestig. Goed zichtbaar. We zijn een democratisch gezin. Vanavond zal er gestemd worden en veto’s worden niet gesteld. Ook niet door het uiterst conservatieve gezinshoofd.’
Tot een vernederende stemming heb ik het niet laten komen. Ik heb de eer aan mezelf gehouden en ontslag genomen als voorzitter van de beheerraad. Lang gerouwd werd er niet, want nauwelijks een half uur later stonden we in de dichtstbijzijnde meubelzaak. Daar verliepen de onderhandelingen iets vlotter en vriendelijker en na wat gehakketak over kleurtinten en onderhoudsproducten werd de verkoopovereenkomst ondertekend en het voorschot betaald.
Binnenkort zetelen we dus in een nieuw exemplaar en zal ik keiharde oppositie voeren. Gedurende enkele dagen zal ik frequent klagen en zagen over stug verlopende zittingen, het verwerpelijke van de consumptiemaatschappij en het gebrek aan steun van de achterban. Maar zoals steeds zal ik ten langen leste inzien dat de vooruitgang niet tegen te houden valt, dat de democratie gezegevierd heeft en dat ik misschien wel fout zat. Letterlijk en figuurlijk.
Danny VANDENBERK