Ik geef het toe: ik ben behoorlijk nerveus. Ik ga Thieu interviewen. En Thieu, dat is geen gewone.
Thieu woont in het gerenommeerde kraakpand, daar waar ‘Het Dorp’ overgaat in de Gasstraat. “Kom maar af”, had hij gezegd toen ik hem maandag tegen het lijf liep. “Het wordt immers tijd dat de mensen eens wat meer te weten komen over de bruisende micromaatschappij voor hun neus.”
Ik heb me zo slordig mogelijk gekleed. In mijn broekzak zit een eikel met een veiligheidsspeld er doorheen. Kan ik straks een grapje maken over een ‘Prince Albert’. Dat doet het hem altijd.
*Goeie morgen, Thieu. Hoe gaat het ermee?
°Ik zal niet mopperen. En met uzelf? Komt u binnen. Neemt u gerust een jointje uit het doosje op de vensterbank.
*Ik val meteen met de deur in huis, Thieu. Hoe word je kraker?
°Zelf heb ik de stiel geleerd in Nederland. vroeger heb ik wel eens een pandje gekraakt in het Antwerpse, maar hier kunnen ze niet kraken, meneer. In Amsterdam, daar vind je de echte vaklui. En dan ben ik uiteindelijk in de metropool Lommel terechtgekomen.
*Woont u hier alleen?”
°Eerst wel. Maar ik heb me, gezien mijn ervaring, op relatief korte tijd opgewerkt tot ‘meester-kraker’. Momenteel heb ik hier zes onderkrakers gehuisvest. Er is zelfs een leuk gezinnetje bij: ma en pa Kraak en twee snoezen van Kraakjes.
*Aan welke voorwaarden moet een kraker voldoen om toegelaten te worden?
°O, wij zijn soepel. Onze regel is dat er geen regels zijn. Behalve dat ik de baas ben. Ook onze dress code is verre van streng. Tattoos en piercings zijn welkom en een neiging tot drankzucht strekt tot aanbeveling, dat wel. Het is nog maar één keer voorgekomen dat we iemand hebben moeten uitzetten. Die vent verscheen hier in een heus pak, een kostuum! Stel u voor! Ik geef toe, het was afgedragen, maar er zijn grenzen die ook wij niet kunnen laten overschrijden. En toen heeft de voltallige kraakraad van ons pand – wij vergaderen maandelijks – besloten hem in de kraakban te slaan. Hij komt er niet meer in. Het was hard, dat wel. Maar wat moet, moet.
Kijk meneer, wij onderscheiden drie soorten krakers. De nomadische kraker veroorzaakt nooit last. Die neemt zijn intrek, blijft een paar dagen, en trekt voort. Met de tweede categorie ligt het vaak wat moeilijker. Dat zijn de semi-residentiële krakers. Zij blijven langer en krijgen daardoor soms de indruk dat zij meer rechten opbouwen. Hen moet ik wel eens vermanend toespreken. En de laatste groep, waartoe ik met genoegen mijzelf mag rekenen, dat zijn de sedentaire krakers. Zij komen om te blijven.
*Maar hier komen binnenkort toch nieuwe appartementsblokken?
Thieu kijkt me aan of ik van Mars kom.
°Dat gelooft u toch zelf niet, meneer. Dit toch niet! Nee hoor. Ik ben nu negenenveertig, maar tegen mijn pensioen woon ik hier nog. Reken maar.
*Dank u voor dit gesprek.
°Maar ik heb u nog helemaal niets verteld over onze plannen! Over het groot krakersbal dat wij binnenkort organiseren en dat we naar het voorbeeld van de sleutelclubs besluiten met het bij elkaar gooien van onze koevoeten. Of over onze toekomstvisie…
Ik hoor hem nog. Maar ik sta al op straat. Koevoeten? Ik vertrouw dit niet.
Chel Driesen