Uit het ziekenhuis had ik een plastieken tas meegebracht. Bij mijn vertrek daar had ik ze nog gauw vol spullen geladen die in het laatje van mijn kastje terecht gekomen waren. Sindsdien stond ze in de vestiairekast in de hal. Ik was me helemaal niet meer van haar bestaan bewust toen ik ze vanmorgen bij toeval – ik was op zoek naar een pet die ik kwijt was – zag staan. Ik heb de hele inhoud op de keukentafel gekieperd met de bedoeling alles in zo’n donkerrode vuilniszak te deponeren. Er zat een langwerpig pakje bij. Een centimeter of vijftien breed. Duidelijk nog niet open geweest. Een paar splinternieuwe handschoenen zaten erin. Van een textielsoort die ik niet direct kon thuiswijzen. En toen wist ik het weer.
“Het is mogelijk dat je in de behandelingsperiode last krijgt van een koudegevoel”, had de verpleegkundige gezegd. “En de farmaceutische firma die deze spullen maakt, geeft haar patiënten uit voorzorg een stel handschoenen mee.” Of ik dan alleen koude handen zou krijgen, vroeg ik bezorgd. Nee hoor. De onderbenen en voeten kwamen ook in aanmerking. De ‘extremiteiten’ dus. Nu had ik me bij het woord ‘extremiteiten’ heel andere dingen voorgesteld.
Dat een Turkse president erover denkt om zijn Geheime Dienst hier bij ons vermeende Gülen-sympathisanten te laten opsporen en ontvoeren, dat vind ik een verregaande extremiteit. Om nog te zwijgen van de laffe moordende gifgasaanval die Bashar al-Assad op zijn eigen burgers laat uitvoeren. Maar ik blijk er dus zelf ook over te beschikken: mijn handen en voeten.
Bij mijn ontslag had ik al zo’n brochure meegekregen waarin uitvoerig beschreven wordt wat er allemaal aan bijwerkingen kunnen voorkomen door mijn behandeling. En dat zijn er nogal wat! Ik som er even lukraak wat op: lusteloosheid, vermoeidheid, gebrek aan eetlust, irritatie van het mondslijmvlies, uitdrogende huid, vermindering van het aantal witte en rode bloedcellen en bloedplaatjes en een hele rits van ‘minder voorkomende’ bijwerkingen. En dan nu die door koude bedreigde extremiteiten nog. Je zou er ziek van worden. ‘Verstrooidheid’ stond er niet bij, maar ik ben wel mijn pet kwijt.
Tot nog toe valt het anders wel mee. Ik eet als een heimaaier, houd mijn mond goed vochtig en voel me – even op hout kloppen – al bij al redelijk goed. En vanmorgen in bed voelden al mijn extremiteiten prettig warm aan.
Zo, en nu ga ik even wandelen. Echt warm lijkt het niet op het eerste gezicht. Ik stop die handschoenen voor alle zekerheid best maar preventief in mijn jaszak.
Chel DRIESEN