Ik was zeven en er was een trouwfeest. Vraag me niet wie met wie in het huwelijksbootje stapte of waarom. Ik zag het vaartuig ook nergens, maar laat op de avond waren er een hoop zatte mensen met okselvijvers die deden alsof het er wél was, ‘roeiend’ op de dansvloer. Heel de avond werd er trouwens gelachen en gedanst, gerookt en gezwansd. Een paar uur voor deze taferelen plaatsvonden, werd er zwaar getafeld.
Plaats van gebeuren was Feestzaal Edelweis. Trouwfeesten, koffietafels, zilveren bruiloften, gouden bruiloften, pensioenfeesten, straatfeesten, jaarmarkten, kerstfeesten, nieuwjaarsrecepties, kermismenu’s ...
In mijn kindertijd leek het alsof werkelijk alles gevierd moest worden in Feestzaal Edelweis. Het was dan ook een multifunctionele ruimte, een polyvalente zaal, met een veelzijdige en kleurrijke zaakvoerder: Thieu. In de volksmond Thieu van Grijze Grad of Thieu van de Grijze genoemd. Thieu verwende die volksmond trouwens met passie en vuur. Hij had ook een slagerij. Die lag vlak naast de feestzaal. De feestmaaltijden bereidde hij dus zelf, want koken kon hij. Met zijn kleine gestalte, zijn kale hoofd, waar aan de zijkantjes nog wat grijs haar stond en vooral zijn gedrevenheid deed hij me fel denken aan de Franse komische acteur Louis de Funès. Ik zie hem nog staan aan het warm buffet, achter gigantische kookpotten en vuren. Hij leek me een opgewonden standje. In die tijd had dat voor mij nog maar één betekenis en hoewel die niks met seks te maken had, bedoel ik het uiterst positief. Zoals gezegd was ik nog jong, maar het leek alsof hij liefst alles zelf deed, om zeker te zijn dat het in orde was. Hij en alleen hij bakte de biefstukken, vlak voor je neus. ‘Maria, speciaal voor jou ga ik het lekkerste en malste biefstukje uitkiezen,’ zei hij dan zachtjes tegen mijn moeder. Fluisterend en samenzweerderig knipogend, met zijn hand op haar schouder. Twee minuten later deed hij waarschijnlijk exact hetzelfde bij Julia, Alfonsine, An of Trees, maar dat maakt niet uit: Thieu gaf je het gevoel dat je speciaal was, ook al kookte hij voor driehonderd man. Daarbij sprong hij van links naar rechts en voortdurend parelde het zweet op zijn kale, glanzende hoofd. Het kan bijna niet anders dan dat er af en toe zo’n transpiratieparel in het stoofvlees, de kippenpasteitjes, de puree of de balletjes in tomatensaus druppelde, maar niemand scheen zich daar verder vragen of te stellen. Zijn zweet was heerlijk eerlijk, lekker en sowieso wat zoutig, dus wat maakte het ook uit. Alles was altijd delicieus.
Het gebeurde wel eens dat mijn moeder me naar zijn slagerij stuurde. Ik ben er nooit binnengekomen zonder dat hij op zangerige en zwierige toon ‘Dag mijne jongen!’ zei als begroeting. Soms deed hij dat al terwijl ik nog niet helemaal binnen was en nog met mijn rug naar hem toe stond om de inkomdeur dicht te doen en dan lipte ik het mee. ‘Dag mijne jongen!’ In zijn slagerij leek hij veel rustiger en droeg hij meestal een wit bootje. Het bootje dat me nu terugvaart naar dat trouwfeest.
Ook op mijn zevende was ik al een denkende observator. Terwijl mijn oudere neven en nichten al eens een biertje dronken of op zoek gingen naar knappe vertegenwoordigers of vertegenwoordigsters van het andere geslacht, bespioneerde ik, luisterde ik gesprekken af of was ik in gedachten verzonken. Niet omdat ik dat verrekte, vermaledijde huwelijksbootje niet zag, maar omdat mijn hersenen voortdurend golfden als in een woeste zee. Er was veel te veel te zien. Veel te veel variatie. Veel te veel gesprekken en veel te veel geluiden. Er was familie, er waren buurtbewoners en er waren mensen die je ‘van ziens’ kende of helemaal niet. Er waren serieuze en stille mensen, er waren luidruchtige, dronken drinkebroers, dansers, babbelaars, kaarters ...
Verzonken dus, in gedachten. Plots vielen alle geluiden weg. Daarna alle kleuren en nog even later gebeurde alles in slow motion. Ik zag monden bewegen, mensen lachen en zich amuseren en zomaar ineens dacht ik: wat als iedereen hier over exact tien jaar opnieuw uitgenodigd wordt? Wie zou er dan dood zijn? Zij die nu het hardst lachen? Wie schiet er nog over als de huidige bruid en bruidegom hun zilveren bruiloft vieren? Of gouden bruiloft?
Hoeveel tijd er uiteindelijk tussen zat weet ik niet, maar ineens werd ik in mijn rug gepord. Ik lag blijkbaar met mijn hoofd op tafel te slapen. Mijn armen had ik als kussen gebruikt en mijn mond was droog, mijn nek deed pijn en ik kreeg mijn ogen maar zo ver open als de gemiddelde Aziaat rond middernacht, maar volgens mij was het zeker al enkele uren later. ‘We gaan naar huis, slaapkop!’ riep mijn vader veel te luid. Naar huis was amper vijfhonderd meter verderop. Mijn wereld was toen al klein.
Nu, exact veertig jaar later bestaat Feestzaal Edelweis al lang niet meer. De keuken van onze plaatselijke Louis de Funès is nu een funerarium. Allerlei lugubere grapjes en woordspelingen flitsen door mijn hoofd, maar ik ben niet in de stemming om ze openbaar te maken. Het is zeker niet zo dat vroeger alles beter was, maar sommige dingen gegarandeerd wel.
Danny Vandenberk