“Ik blijf erbij: met geen deurwaarder of politie krijgen ze me hier weg”, stelt hij. Dit staat in Het Belang van Limburg van 14 augustus 2008. Het doet iets met de waardigheid van mensen. Men had al jarenlang de dreiging ervaren. Mensen waren vastbesloten zich niet hun huis te laten uitzetten. Zij hadden immers toezeggingen gekregen dat zij de rest van hun leven konden blijven wonen in de huizen die al van hún ouders waren geweest. En dan gebeurt het toch. De wijk die de ‘Glasfabriek’ werd genoemd, was in de loop van jaren langzaamaan verkommerd. Dat gebeurde met opzet zo. De wijk moest wijken. Alleen met de laatste zestien bewoners was het nog moeilijk. Zij bleven tot de laatste dag. Hun gedwongen vertrek moest eindigen in een kleine tragedie.
De Glasfabriek had een geheel eigen geschiedenis, die bepaald was door de plaatselijke industrie. (Ik schrijf in de voltooid verleden tijd omdat die ook letterlijk voltooid verleden is.) In de Lommelse volksmond sprak men over deze wijk als ‘het Glasfabriek’. In de jaren twintig van de vorige eeuw bouwde de Verreries Campinoises in Lommel een glasfabriek. Deze glasfabrikant verdween onder druk van de grote depressie weer in 1930, maar hij had voor zijn arbeiders wel een wijk laten bouwen, een cité zoals dat heet. Iets van tweehonderd mensen woonden in zeven straten met een kruidenierswinkel, een kantine (café), een kleine kerk en een schooltje. Voilà, dan heb je bestuurlijk gezien een gehucht. Na 1930 nam de nabijgelegen zinkfabriek in Balen de wijk over en de fabriek van vensterglas werd afgebroken. In de loop van de decennia heeft de zinkfabriek gezorgd voor redelijk grootschalige milieuvervuiling. De zinkassen werden door een groot deel uitgestrooid en gebruikt om straten en pleinen te verharden, zeker ook in deze wijk. Niemand had in de gaten dat onder andere de cadmium in die assen kankerverwekkend zou zijn. Daar kwam men in de jaren zeventig van de vorige eeuw achter en heel langzaam groeide het besef dat een ingrijpende sanering van de bodem onvermijdelijk was. Het kon niet anders meer.
Nu fiets ik hier en er is werkelijk totaal niet meer te zien dat hier ooit een wijk heeft gestaan. Op internet vind ik informatie. (En mijn eigen Burgerlijke Inlichtingen Dienst werkt ook voortreffelijk in dit geval.) De verbindingsweg van deze wijk met Lommel heette de Paulusweg. Die heet nog steeds zo. Ik sta hier; er is slechts een kale vlakte. De weg zelf ligt iets hoger dan het omringende land. Dat komt waarschijnlijk doordat ze die grond afgegraven hebben.
Zelf kan ik me niet goed indenken wat het precies betekent als de plek waar je je hele leven hebt gewoond plots in zijn geheel uit het landschap verdwijnt. Ik heb op veel verschillende plaatsen gewoond en ik heb nooit het gevoel van hechting aan één plek gekend. Ik ben overal en nergens thuis. Ik kan niet voor anderen spreken, die zoiets wel heel intens beleven en voor wie het lijkt alsof vreemden de ziel uit hun bestaan wegrukken. In Rotterdam heeft men het dramatische beeld van de Zadkine dat symbool staat voor het hart, dat uit de stad is weggerukt na het Duitse bombardement in 1940. Maar dát was oorlog, zo is de onbeholpen uitleg nog. Er is ook nog het verhaal van Doel, het gehucht dat op legendarische wijze vecht tegen de oprukkende Antwerpse haven. Daar is zelfs een tv-serie van gemaakt. Hier niet.
Misschien dat dit voor mensen wie hier hebben gewoond, ook voelt dat hun hart en geest is weggerukt. Bij de Glasfabriek ging het om vervuiling van de bodem door een fabriek die je dan ook nog een keer komt wegjagen om het schoon te laten maken. Sanering, het voelt aan alsof je zelf besmeurd bent en dat je daarom een schoonmaakbeurt moet ondergaan. Alsof je er zelf schuld aan bent. En niets herinnert nog aan deze kleine samenleving; er is zelfs geen zichtbaar litteken in het landschap achtergebleven, geen bord, geen beeld, geen aanwijzing.
Er zijn altijd mensen die die uitleg van sanering altijd onzin hebben gevonden, een verzinsel om mensen gewoon weg te sturen, steeds om onduidelijke belangen. Dat zal nog wel zo leven bij sommige oudere Lommelaars, die zich dit voorval herinneren. Ik ken de sentimenten zelf vanuit Dorplein in Budel, waar deze sanering ook heeft plaatsgevonden. Mijn schoonouders woonden in dit fabrieksdorp toen ook daar de bulldozers door de straten kwamen, maar daar hoefden ze kennelijk geen huizen af te breken voor die schoonmaak.
Ik vertel dit nu uitgebreid met verwijzing naar de indrukken die ik hier opdoe omdat ik vind dat het verhalen zijn die zo nu en dan weer daglicht moeten krijgen. Er moeten weer ogen zijn die dit opnemen; sommigen zullen het zich herinneren, voor anderen is het een menselijk drama, voor nog anderen een gewoon historisch verhaal, iets wat niks meer betekent. Dan nog is het een periode geweest die mensen en gemeenschappen heeft gevormd, die sporen heeft getrokken in de beleving, die landschappen heeft aangetast (al is er dan oppervlakkig gezien niets meer van te zien), die afdrukken heeft nagelaten in de menselijke geest, collectieve sentimenten van onbehagen, van onmacht of achterdocht tegenover kennelijk onwezenlijke machten van bestuurlijke en commercieel-industriële aard waar je je als kleine gemeenschap tóch niet tegen kunt weren. En je weet niet meer goed waar die teleurstelling vandaan komt; de herinnering vervaagt, het gevoel van onvoldaanheid blijft hangen in een zweem van onnavolgbare bitterheid. Zoals ik zei, het doet iets met de waardigheid van mensen en gemeenschappen.
Ik eindig deze aflevering iets of wat in mineur, maar ik wil degene niet zijn die misschien weer brandstof legt onder ressentimenten van een nog ongeblust verleden. Bij de rotonde ga ik links af en fiets naar een volgend beeld in dit ietwat troosteloze landschap. Iets vrolijker, Willem.
© Willem Van LIT - 031120