Toch maar weer een drietal mensen noemen en dat via de website van de Belgische Motorrijdersbond. Een huzarenstukje wordt het genoemd. Dan gaat het over het organiseren van drie Grand Prix in één week in Lommel op het plaatselijke beroemde zandcircuit: ‘In eerste instantie het team van GP Limburg met drijvende krachten Johan Boonen, Jo Demunck en Ann Plas. Zij gingen in op de vraag van promotor Infront Moto Racing om in Lommel op 1 week tijd 3 wedstrijden te organiseren zodat de MXGP, MX2, EMX125 en EMX250 rijders en teams alsnog een volledig kampioenschap kunnen rijden in het crisisjaar 2020.’
Toe maar, denk ik dan, maar wat betekent het allemaal precies. In de struise motorcrosstaal gaan de betrokken lieden er maar vanuit dat iedereen die opzichtig zonderlinge afkortingen snapt. MX. Ik moest het opzoeken. M staat natuurlijk voor motor en X is een kruis, in het Engels: cross. Dus motorkruis, maar omdat dat natuurlijk dwaasgrillig zou zijn, gebruikt men de Engelstalige benaming: motocross. (let wel zonder r na moto.) En GP is natuurlijk Grand Prix. Het is kunstig Nederlands-Engels-Frans in mekaar afgekort, maar als buitenstaander moet je het maar begrijpen. Die andere afgeleide afkortingen, MX2, EMX125 en EMX250, die heb ik niet opgezocht, maar de E staat zeker niet voor elektrisch. Dat heb ik wel gehoord, letterlijk dan.
Ik kom hier voorbij op de maandagochtend nádat hier de wedstrijden zijn geweest. De toegangspoort staat open. Er is wel een bureel met een onthaalportier. Ik fiets naar binnen zonder om te kijken. Zij zijn ergens heel druk mee achter het glas van het loket; dat zie ik wel. Het is erg bedrijvig op het terrein. Men is alles aan het opruimen. Aan de linkse kant is de toegang tot het circuit. Overal zie ik sporen van zware voertuigen, waarschijnlijk graafmachines en wiellaadschoppen. In de verte zijn ze bezig met het verplaatsen van ons beroemde zand in grote hopen. Anderen zijn bezig met het demonteren van de twee verdiepingen hoge tribune die voor de motorteams hebben gediend, zeg maar de pitstopteams. In jargon heet dat ook pitlane. Aan de rechterkant is de zogeheten paddock. Oorspronkelijk wordt dit als benaming gebruikt voor een ruimte om paarden te stallen en verzorgen bij paardensport; die benaming is feilloos overgenomen voor machinale paardensportrenparcoursen, zoals MX. Er zijn nog verschillende teams aanwezig. In de tent van Honda zijn monteurs bezig met onderhoud van motoren. Er staat ook nog een KTM-wagen. Toch is deze ruimte grotendeels verlaten.
Ik moet veel uitleggen in deze aflevering. In deze wereld van knetterend spectaculaire paardenkrachtsmijterij is het gebruik van merkwaardige afkortingen en benamingen overweldigend. Het is alsof men het volk daarbuiten alleen al met hun jargon van tumult duidelijk wil maken dat we hier absoluut niet te maken hebben met mietjes. Maar alles bij elkaar moet ik hierover veel opzoeken. Dan heb ik de neiging om soms te veel uit te leggen, met het idee: ‘kijk eens wat ik allemaal weet.’ Ik heb het meeste van lezen zeggen.
Ik stap weer op mijn eigen fiets, waarvan ikzelf de motor ben en slip door het losse Lommelse zand weer aan de portier voorbij. Hij is nog steeds druk doende waardoor hij voor mij geen oog heeft. Ik ga rechtsaf en bij een rotonde ook weer rechts. Allemaal en overal bedrijfsgebouwen waarvan sommige als blinde grijze kolossen dreigend anoniem oprijzen uit een omgeving waar vroeger de schaapskudden over de heide uitliepen. Vroeger heette het hier de Dorperheide. Nu maakt men hier spullen of houdt men ze in stock. (Dat is algemeen gebruikt gallicisme voor voorraad.)
Ik moest even nakijken waar ik hier fietste. Normaal gesproken kom ik hier niet met de fiets. Op de meest recente plattegrond van Lommel zie ik dat ik op de Marie Popelinstraat fietste. In de internetgazet (een plaatselijke only online krant van 23 oktober 2019) lees ik het volgende: ‘… een gedeelte van de straat gaat in de toekomst Marie Popelinstraat noemen. Loes Mispoulier (Samen/SP.a) drukte haar bewondering uit voor deze keuze, zeker omdat deze dame een prominente voorvechtster was van vrouwenrechten én tevens de allereerste vrouwelijke doctor in de Rechten werd.’ Kijk zo’n karakter krijgt tot grote vreugde van een linkse politica dan toch mooi een straatnaam in Lommel, weliswaar in een nog industrieel onontgonnen buitengebied, maar wel spiksplinternieuw als asfaltlaan. Met hoop op een toekomst vol vrachtwagens!
En zelfs in zo’n krant stuit ik op de verhaspeling van noemen en heten. In de standaardtaal zeggen we dat die straat Marie Popelinstraat gaat heten. Ik moet als iemand van buiten steeds wennen als ik deze verdraaide formulering hoor of lees. Het is een Vlaams verschijnsel. Ik lees erover en ik volg een Vlaamse linguïst – Miet Ooms – die dit verschijnsel bespreekt
in dit artikel . Zij kan niet achterhalen waar deze omkering van betekenis vandaan komt. Als linguïst (waarbij ze ook taaldocent is) is het haar taak is om ‘correct standaardtaal te gebruiken, aan te leren of te corrigeren, dan zal ik dat doen. Dan is het mijn job. Maar het is niet mijn job of mijn ambitie om *iedereen* standaardtaal te leren. Daarvoor hou ik teveel van taalvariatie, van registers en van evolutie. Bovendien primeren in mijn gewone contacten voor mij verstaanbaarheid en communicatie, en het is net nefast voor de communicatie om mensen te pas en te onpas te corrigeren. Je geeft daarmee aan dat je eigenlijk niet naar de boodschap luistert, maar naar de manier waarop ze praten. En je komt over als een onverbeterlijke betweter, of je nu gelijk hebt of niet. Ik vind dat het niet aan mij is te bepalen hoe andere mensen moeten spreken.’ Kijk, en zo denk ik er nu ook over.
Ik fiets een viaduct op van waar ik goed overzicht heb over het hele kale gebied.
© Willem Van Lit - 301020