Het wordt steeds erger, vind ik.
En ik word er vaak moedeloos van. Maandag las ik in een Limburgse krant, waarvan ik uit schroom de naam niet zal noemen, een vette kop boven een tekst, die mijn taalgevoelig bloed deed stollen. Het ging over een hond. Een soort Duitse herder volgens de foto. Het kan ook een Mechelaar geweest zijn. En dat beest beet mensen. Zijn baasje werd er radeloos bij. “En weet je waarom dat beest bijt?” vroeg hij zich zwart op wit af. “Omdat hij mensen niet vertrouwD.” In joekels van letters stond het er! Als ik een schrijfmisdrijf van dat kaliber vaststel, moet ik altijd even gaan zitten en naar adem happen. Niet zo belangrijk? Het is toch verstaanbaar? Wél belangrijk verdomme! Als je in je huis nieuwe ramen laat steken, en bij je thuiskomst blijkt dat ze niet de bestelde, en bij de woning passende witte, maar groene geplaatst hebben, dan laat je de boel toch terug uitbreken! Of niet soms? Waarom besteden we dan zo weinig aandacht aan de spelling van onze taal? Waar zat de eindredacteur van die krant?
Nu geef ik toe dat je in een gesprek een d/t-fout niet kunt horen. En ik geef ook toe dat er ergere fouten zijn. Fouten tegen het taaleigen zelf. Een voorbeeld uit een nieuwsbericht op Radio Één deze week, ik citeer: ‘De politie reed met een ongemerkt voertuig.’ Straffe lui die politiemensen! Met een ongemerkt voertuig is je ongemerkt verplaatsen niet zo moeilijk, dunkt me. Wat is in vredesnaam een ongemerkt voertuig? Een onzichtbare dienstauto? Bedoelen ze wellicht een anoniem voertuig?
Vorige dinsdag was ik uitgenodigd om voor een groep mensen een paar stukjes voor te lezen uit mijn boek over café De Kroon en uit mijn stilaan omvangrijke verzameling columns. En natuurlijk probeer je dan om die stukjes zo’n beetje aan mekaar te breien. Nu heb ik er altijd naar gestreefd om, als ik voor publiek spreek, een zo vlekkeloos mogelijk Nederlands te gebruiken. Dat Algemeen Nederlands dat je nog zelden hoort. Het o zo mooie Martine-Tanghe-Nederlands. En weet je wat me achteraf iemand uit het publiek vroeg? Of ik een Nederlander was! Dat kon hij wel horen, zei hij, nog voor ik van de verbouwerering bekomen was.
Lieve mensen, Nederlands is geen Hollands! En een heleboel ‘Hollanders’ maken van hun en onze taal een minstens even grote puinhoop als veel Vlamingen. Maar kunnen we asjeblief een heel klein beetje ons best blijven doen? Zeker op krantenredacties!
Chel DRIESEN