‘Vlaanderen is misschien maar een voorschoot groot, maar op sommige plaatsen kan je nog genieten van vergezichten in 360 graden rondom’. Alles lijkt al uitgelegd. Waarom ik deze wandelverhalen schrijf, is me af en toe ook een raadsel. Kijk maar op internet. Daar is alle toelichting op elk lapje grond na te lezen. Je hoeft het alleen maar bij elkaar te zoeken. Er is zoveel informatie dat ik die niet kwijt kan in deze afleveringen. Ik zoek alleen de curiositeiten, dat wil zeggen, die dingen die u als lezer curieus voorkomen; het woord zegt het al. Misschien dat iemand mij uit nieuwsgierigheid nog eens na loopt (letterlijk) en dan zegt dat ik nog veel gemist heb.
Het citaat hierboven heb ik van een folder die u ook op het wereldwijd web kunt vinden. Hij is van boswachter Jan Holsters die kennelijk over de katrijten waakt en erover schrijft. Nu ben ik onmiddellijk geneigd met een kritisch oog te kijken naar deze zin. Waarom zou je een land ter grootte van een voorschoot niet rondom (360 graden) kunnen bekijken? Dat suggereert die boswachter door de woordjes ‘misschien’ en ‘maar’ in deze zin te plaatsen. Ik zou zeggen, op zo’n klein oppervlak zijn zaken juist goed overzichtelijk en wel rondom. Hij wil ons nieuwsgierig maken. Kijk maar eens goed om je heen, lijkt hij te zeggen. En dan zie ik het ook: het zijn vier verschillende landschappen op een klein oppervlak: ‘beekdal, bos, landbouw en heide.’ En verder zegt hij ietwat poëtisch over het landschap: ‘met onder meer het bochtige blauwe lint van de Molse Nete, de strakke groengele rijen van de maïsakkers, de geordende rechthoeken van de dennenbossen, het broccoligroen van de loofbossen, de geelbruine zandduinen en de paarse vlakken van de heide.’ Het zijn nogal veel bijvoeglijke naamwoorden die hij gebruikt om zijn natuurbespiegelingen te onderstrepen, maar als ik om me heen speur terwijl ik hier loop, zie ik nog wat meer. Het is een vijfde landschap: achter de zandduinen rijzen de staken en vleugels op van moderne windmolens. Hun wieken staan stil terwijl er toch genoeg wind staat. Dat soort dingen begrijp ik nooit: ze moeten toch stroom maken! Waarom staan draaien ze dan niet? Misschien zijn ze wel kapot… of is de accu vol?
Achter het oude duin van stuifzand begint het industriegebied dat er vooralsnog alleen bouwrijp bij ligt. Al jarenlang. Lommel trekt niet heel veel bedrijven, minder dan het gemeentebestuur en nog wat belanghebbenden hoopten. Dat heeft kortweg veel te maken met – geografisch gezien – de uithoek waarin onze gemeente ligt én de slechte bereikbaarheid (met een lelijke aanduiding: de gebrekkige verkeersinfrastructuur). Men heeft het veel over ‘ontsluiting’. Ik heb daar wel eens andere gedachten bij, maar goed. Er zijn hele rapporten over geschreven; ik houd het even bij deze uitleg. In het korte bestek van een wandeling kan ik niet alles vertellen.
Boswachter Holsters houdt het bij natuur. Ik zie die diversiteit hier ook, hoewel ik bij maïsakkers toch bedenkingen heb bij de aanduiding natuur.
Ik merk ook dat er voor dit gebied verschillende namen door elkaar heen worden gebruikt: Kattenbos, kattenrijt, katrijten en dan lees ik ook nog dat iemand het heeft over Einderheide. Elke benaming is goed kennelijk.
‘Op deze locatie werden zowel in de uitlogingshorizont (2) als in de aanrijkingshorizont (3) werktuigen uit de middensteentijd of mesolithicum gevonden’. Ja, ik schrijf hier ook maar wat ik van lezen zeggen heb. Het zijn pijlpunten, schrabbers en stekers in steen van 7.000 tot 11.250 jaar geleden. Er staan plaatjes bij. Men maakt op het tekstbord zelfs gewag van nog oudere werktuigen, uit het vroege steentijdperk, zeg 13.000 tot 14.000 jaar geleden. We wonen echt in een Flintstone-omgeving (voor degenen van ons die nog weten wie de Flintstones waren; een tekenfilmserie uit een televisie-oertijd nog) hier in Lommel op het Kempische plateau. Wat nu uitlogings- en aanrijkingshorizonten zijn? Dat ga ik niet uitleggen. Ik heb het opgezocht en het zijn termen die mensen gebruiken die verder geleerd hebben over dingen die op en in de bodem van onze planeet te vinden zijn, geologie. Waar de nummers tussen haakjes naar verwijzen achter die benamingen heb ik niet kunnen achterhalen maar erg dringend zal dat niet zijn. Zowel de benamingen en nummers maken het wat ondoorgrondelijk, maar we hebben altijd ónze werktuigen nog bij de hand, google dus.
Ik loop het duin op en zie aan de achterkant een ovale plek in het zand die anders gekleurd is dan de omgeving. Ik neem aan dat de bodemspeurders daar die werktuigen hebben gevonden. Als iemand ze wil zien, dan moet hij of zij naar het koloniemuseum in Lommel. Daar hebben ze alles verzameld en becommentarieerd achter vitrines geplaatst. Ik vraag me af waar andere geologen over 10.000 jaar deze werktuigen nog maar een keer opgraven en welke uitleg ze er dan aan geven. Bewerkte stenen zijn zeer duurzame werktuigen; dat blijkt.
Terwijl ik verder loop langs de Molse-Nete-loop, bedenk ik dat in deze buurt ook mijn afstamming ligt; wij zijn uit het postindustriële en postnationalistische tijdperk en daar zullen geleerden over 10.000 jaar ook wel een idee over hebben. Ikzelf ben dan verdwenen achter een uitlogingshorizont.
© Willem Van Lit - 121020