Lodewijk de Beduimelde
die had een nar die mooi tuimelde,
van de trappen van z'n koninklijk paleis...
Het staat nog in mijn boekenkast,
‘De muzen hebben hun ekskuzen’. Op de tweede schap van links. Ik had stukjes ervan gelezen op het kot van een studievriend en was er meteen weg van. Het was het midden van de jaren zestig. Ik leed, zoals alle studenten, aan chronisch geldgebrek, maar toch heb ik het boekje (uitgegeven bij Heideland zaliger) gekocht. Ik moest het gewoon hebben. Meer nog genoot ik van de gedichten van Louis Verbeeck dan van de cursiefjes van zijn ‘companion in crime’ Jos Ghysen. Ik herinner me daaruit nog letterlijk het begin van die prachtige parodie op ‘Ambrosia’ van Jan Engelman:
Zenobia, gij loeit mij aan.
Ik zie u in de weide staan
van liefde rood te blozen.
Gij staart mistroostig in het rond
En traag beweegt uw moedermond.
Er is nu melk in dozen…
Louis schreef ook de tekst voor tal van liedjes van Jef Burm, Rocco Granata, De Vaganten, Lea Cousin, Connie Neefs en natuurlijk Miel Cools. Ik denk o.a. aan het zeer grappige ‘Lodewijk de Beduimelde’, waarvan hierboven het titelfragment.
Louis is niet meer. Vorige zaterdag, de dag voor zijn vijfentachtigste verjaardag, heeft hij ons op deze verdampende bol achtergelaten. Dankjewel voor alles, Louis. Tessenderlo, Limburg, heel Vlaanderen en een aanzienlijk stuk van Nederland zullen je missen. In zijn overlijdensbericht stond:
“En de nar die zo mooi tuimelde in het paleis van Lodewijk de Beduimelde, is vertrokken voor een hele verre reis.”
Voor ik Louis, Jos en Miel kende van hun schrijfsels en liedjes, had ik al heel veel van de geniale Godfried Bomans gelezen. De naam Simon Carmiggelt kende ik toen vreemd genoeg nauwelijks. Dat heb ik achteraf wel ruimschoots goedgemaakt!
Als Bomans geniaal was, dan was Carmiggelt immers ‘God himself’. Hoe vaak heb ik vurig gewenst dat ik zo zou kunnen schrijven. Zijn stukjes waren de in woorden gegoten perfectie. Van hem heb ik geleerd dat cursiefjes precies zo vol humor zitten omdat ze zo ernstig zijn. Dat het de kracht van een cursiefje is je de indruk te geven dat het nergens over gaat, terwijl het net daarom altijd ergens over gaat. Onlangs las ik nog dat Louis Paul Boon zich ook wel eens aan zo’n tekstje waagde. Maar hij wist dat de kwaliteit ervan nog niet tot de hielen van Carmiggelt reikte. Daarom had hij een hekel aan hem.
Pas nog beweerde iemand dat hij een grote bewonderaar was van Lommelse columnisten die hij om de twee weken onder ogen kreeg. “Ze benaderden de teksten van Simon Carmiggelt”, zei hij. Ik had grote moeite om niet boos te worden. Echt. Komaan kerel, wel even serieus blijven.
Chel DRIESEN