Dat moet ik in mijn geweten nog eens goed uitpluizen. Al stappend bedenk ik dat ik door hen van mijn geloof ben gevallen. Met hen bedoel ik de Chiro, waarover ik hieronder meer vertel. Niet dat ik dat achteraf erg vind, dat zeker niet. In België was in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw het katholieke geloof immens goed georganiseerd, sterker nog dan in het verzuilde Nederland. Hoe goed dan ook, het is die kerk uiteindelijk niet gelukt zichzelf overeind te houden, hoewel er nog heel veel naar verwijst. Ik weet daardoor wat institutioneel katholiek is, wat het betekent en hoe die stad van geestelijkheid nu tot ruïne is vervallen niettegenstaande de vele Mariakapellen die ik onderweg zo tegen kom op mijn wandelingen.
Ik loop in de richting van de Soeverein, een evenementenhal die in feite voor Lommel te groot is, maar daarover straks nog. Aan mijn linkerhand passeer ik de clublokalen van de Chiro, de KSA en de scouting en ik denk ook nog de KLJ. Een clublokaal wordt hier nog steeds een heem genoemd. Katholiek Vlaanderen was voor de jeugd stevig georganiseerd in deze jeugdbewegingen. Voor ieder wat wils. Ik ben lang lid geweest van de Chiro. De Chi staat voor de Griekse letter ch, geschreven als X, de ro voor de Griekse R, geschreven als P. XP dus, de eerste twee letter van Christus, de gezalfde. Daarvan waren we doordrenkt. De KSA is de Katholieke Studentenactie, de KLJ de Katholieke Landelijke Jeugd, die laatste speciaal bedoeld voor zoons en dochters van de boerenstand. En de scouting, een seculiere beweging was hier ook geannexeerd door de kerk. Dat is een hele uitleg voor kortweg katholieke jongerenklemmen. Door hen kent vooral Vlaanderen een sterke traditie van jeugdbewegingen met wekelijkse bijeenkomsten en jaarlijkse kampen en feesten. Ik denk niet dat de kerk nog zo’n grote grip erop heeft, domweg doordat hen de capaciteit ontbreekt bij elk van die groepen een zogeheten proost toe te voegen. Voor hen die het niet weten wat een proost is: het is een priester die optreedt als geestelijk leidsman bij katholieke verenigingen. En ja, priesters zijn er niet zoveel meer, ook niet in katholiek Vlaanderen. Het vergt heel wat uitleg als je niet in die traditie bent opgevoed. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat men je vreemd onthutst aankeek als je zei dat je ongelovig was. Nu is dat omgekeerd.
Terwijl ik daar loop zie ik dat een van deuren van een lokaal open staat. Daar staan drie jonge mensen in korte broek schalen en kommetjes af te wassen in een spoelkeuken. Ik ruik de geur van gekookte kool en aardappelen. Het brengt me terug naar de tijd dat ik me ook nog vrijwillig inzette voor onze leden. Afwassen, ja. Aardappels schillen, prei wassen, petazzie stampen. Petazzie is stamppot of stoemp. En die lucht vermengd met zweetodeur, de geur van dennen, de smaak van zand, fietskettingvet, een bouquet van katholieke jeugddromen. Terwijl ik daar loop, ben ik met één teug lucht terug bij mijn vrienden van toen. Daaromheen weefde men een waas van sobere romantische mystiek, waarin ik me heb vergist. Maar dat wist ik pas later. We waren vervuld van katholieke opofferingsdrang van pater Damiaan, Don Bosco, Pater Valentinus, de heilige Antonius, Sinte Cornelis, Scherpenheuvel en Kevelaar. Dat waren zo ongeveer ideaalbeelden, waaraan je je kon optrekken, die je je kon inbeelden als het hoogste en het diepste. Of waar je naar toe kon voor mogelijk een mirakel. Ik wil er niet cynisch over doen, want ik heb er onder andere Guido Gezelle leren lezen. En dát is me wel als waardevol bijgebleven niettegenstaande zijn soutane.
Maar het was letterlijk veel te veel van het goede. Nu weet ik nog steeds niet hoe het komt dat ik uit het spirituele web ben gevallen. Ik was het plots kwijt en dat luchtte op, zo kan ik me herinneren. En dat komt bij me op terwijl ik aan deze lokalen voorbij wandel en zie dat er nog steeds jongeren in die omarming verkeren, al zal die zeker wat losser zijn geworden.
Op deze manier wandelend verweef ik herinnering aan praktisch inzicht van het moment. Beide moet je koesteren. Ik zie brandvlekken bij een open plek tussen bomen. Hier hebben ze zeker een kampvuur gehouden. Er liggen nog resten verkoold hout bij. Ik ken de tingeltangelliedjes ook nog, maar ik neurie ze niet. De gitaar die steeds ‘gently wheeps’. Het is te zoetsappig melodieus, teveel Vlaams nationalistisch kerksentiment uit besloten en betoverde tijden. De soms vurige teksten deden er niet toe of toch wel, maar je zong omdat iemand de maat sloeg voor de groep. Stiekem geloofde ik er toen al niks van, maar dat besefte ik ook pas later.
Ik zet door. Verderop loop ik langs de Soeverein. Het is een betongrijze klomp met twee hoog uitstekende masten en tuidraden, een beetje als een brug in het landschap. Lommel moét wel. De gemeente profileert zich als congresstad en nodigt iedereen uit dit hier te komen doen. De Soeverein is hét centrum daarvoor. Er vinden ook concerten plaats en beurzen of sportevenementen, zoals een biljartkampioenschap en judogala’s. Maar velen vinden hier het centrum té groot, overdreven, ver uit zijn verband getrokken voor Lommel. Het is door een van de vorige burgemeesters – Louis Van Velthoven – aan de stad Lommel nagelaten. Van Velthoven was socialistisch burgemeester tot 2006, waarna zijn zoon Peter werd verkozen. Het geslacht Van Velthoven deed het als bestuurders kennelijk goed hier. Zij hebben ervoor gezorgd dat Lommel de titel stad heeft gekregen. Dorp was voor Lommel te min. Lommel graait naar de toekomst en blijft dat doen.
Intussen is Peter ook al geen burgemeester meer tot verdriet van zijn vader, die – zo hoorde ik van iemand – teleurgesteld was in de Lommelaars: ondankbaar volk om hem en zijn zoon zo te laten vallen. Democratie schijt ook soms op een andere hoop, moet je maar denken.
Ik sla hier rechts af richting het stadion van Lommel SK aan de Gestelse Dijk.
Wordt vervolgd© Willem 010720