Het stond in sierlijke letters op een vitrine ergens in een Waals dorpje waar ik toevallig passeerde:
"Pompes". Het uitstalraam was te klein en ik reed net te snel om te kunnen zien wat er geëtaleerd werd.
Op de retorica – ik spreek over het schooljaar 1962-'63 – werden wij verplicht intens te genieten van de
‘Oraisons Funèbres’ van Jacques Bénigne Bossuet. Lijkredes waren dat.
Funèbre betekent ook
luguber, onheilspellend. Zou het iets met de brandweer te maken kunnen hebben? Brandweerlui zijn toch
‘pompiers’ in het Frans. Misschien bestaan er dan ook wel
‘Pompiers Funèbres’, lugubere brandweerlui.
Taalkundige nieuwsgierigheid is een zodanig sterke drijfveer in mijn bestaan dat ik zulke dingen gewoonlijk meteen opzoek. Maar toen ik een slordige drie kwartier later mijn auto parkeerde aan het Adelbergpark, was ik het helemaal vergeten. Het was net na vijven. Te vroeg voor het avondeten, te laat om ervóór nog met iets zinvols te beginnen. Er kwam een berichtje van mijn vriend Marc binnen op mijn GSM.
‘Om half zes even aan de fles?’ Blijkbaar zat hij met hetzelfde soort overwegingsdilemma. Op naar De Kroon dus!
Maar de plaats die wij in deze legendarische kroeg gewoonlijk innemen, bevindt zich naast de buitendeur. Het is koud vandaag. Het tocht er behoorlijk telkens als ze open moet. En dat valt frequent voor. Een man van mijn leeftijd houdt daar best rekening mee. We zouden natuurlijk aan de tafel van de stamklanten kunnen gaan zitten. Maar dat is vlak bij de toiletdeur en wie daar door moet – ook die frequentie is aanzienlijk – vergeet geheid
‘de plank in het gat’ te doen. Aangenaam is dat niet echt, aromagewijs.
Of er dan niet zo’n drukpompje met een veersysteem op die deur zit? ‘Pompje’!
‘Pompe portale’? Daar heb je’t! Misschien bedoelen onze Waalse landgenoten wel iets in die richting met hun
‘pompes funèbres’. En er heeft ooit zo’n pompje op gezeten, dat weet ik wel zeker. Waar is dat gebleven? Even het bevoegde personeel ter verantwoording roepen.
“Ja hoor eens”, zegt Polien, en ze kijkt schichtig rond of Bart of Patrick, haar werkgevers, niet in de buurt zijn, “dat is mijn schuld niet, zeg! Bart rijdt al twee weken rond met zo’n nieuw pompje in zijn kofferbak!”
We zijn nog een week verder nu. En de toiletdeur gaat weer vanzelf dicht. Vito, een klant met handen aan zijn lijf, denkende handen bedoel ik, heeft de
‘pompe finale’ geïnstalleerd. De geurtjes blijven weer waar ze thuishoren: op het
‘hösken’.
Wel een tevredenstellend gevoel.
Chel DRIESEN