Vandaag gaan we de Surinaamse toer op. De eerste keer dat ik dit gegeten had, was bij één van mijn beste vriendinnen. Toevallig eentje met Surinaamse roots. Ik was op slag verkocht. En heb heel de avond naar het recept gevraagd. Ik denk een week later dat ik het zelf al geprobeerd had. En ondertussen is het hier maandelijks al eens of tafel gekomen.
Ingrediënten:
500 gr kip - 400 gr vastkokende aardappels - 500 gr kousenband - 1 wortel - 1 preistengel- 2 a 3 eetl Masala kruiden - 750 ml kippenbouillon - Rotivellen (1 per persoon) - 1 madame Jeanette peper- 1 ui - 2 teentjes knoflook- Eieren (1 per persoon) - 1 eetl Wok olie - Peper en Zout
Kousenbanden en rotivellen zijn bij ons nogal moeilijk te vinden. Daar moet je al de grens voor over. De kousenbanden vervang ik door prinsessenboontjes en de rotivellen door wraps.
Je kan de rotivellen ook zelf maken dat receptje zal ik onderaan toevoegen.
Bereiding:
Snipper de ui en de look. Fruit deze even aan in een goede laag olie.
Ondertussen snijd je de kip in middelgrote stukken. Als je de uien en de look een minuutje glazig aangebakken hebt mag je ze eruit halen en de kip aanbakken. Schroei de kip aan de zijkanten dicht. De kip hoeft nog niet gaar te zijn, dat komt straks als de bouillon erbij komt en de aardappels
Snijd de aardappels in kleinere stukken.de prei mag gesnipperd worden en de wortel in blokjes gesneden. . Als de kip goed aangebakken is mogen de uien en look er samen met de aardappels wortel en prei in de wokpan. Bak alles even goed aan en doe de masala kruiden erbij. Voeg beetje bij beetje de bouillon toe. De kip en aardappelen mogen niet geheel onder de bouillon staan. Als laatste voeg je de madame Jeanette peper toe. Pas op, deze moet je heel toevoegen en blijf constant je gerecht proeven. Als de madame Jeanette peper openbreekt dan wordt de roti heel snel heel pittig.
Blijf ondertussen de bouillon toevoegen totdat de aardappels gaar zijn, dat zal ongeveer 30 - 40 minuten duren. Blijf tussendoor vooral heel veel proeven, als je meer smaak nodig hebt kun je of meer masala kruiden, peper en zout of wat extra bouillon toevoegen.
Als laatste aan het gerecht voeg je de kousenband toe. Deze maak je eigenlijk hetzelfde als snijbonen, hier lijken ze qua structuur ook wel een beetje op. Je snijdt ze in stukken van 3 a 4 cm en doet ze een kwartier voor het einde erbij. Als je ze knapperiger wilt kan je ze ook wat later toevoegen.
Kook ondertussen de eieren hard in ongeveer 10 minuten. Laat ze even afkoelen pel ze en bak ze daarna in een pan met een laagje olie. Probeer ze goed te draaien zodat ze in zijn geheel lekker bruin worden.
De roti vellen kan je even opwarmen in de pan of in de magnetron, afhankelijk van je mogelijkheden in de keuken.
Voor de roti te maken;
Ingrediënten
250gr bloem - 1tlsoda - 1tl bakpoeder - 1tl zout - 100ml water – olie
Bereiding :
Pak een kom en doe hier het zelfrijzend bakmeel, baking soda en olijfolie in.
Maak een kuiltje in het meel en doe hier de helft van het water in, begin met 100 ml, maar waarschijnlijk heb je minimaal 200 ml of zelf 300 ml water nodig uiteindelijk.
Kneed het deeg met je handen en voeg steeds een beetje water toe als je merkt dat het deeg te droog is. Je kunt eventueel ook nog wat olijfolie toevoegen als het deeg nog niet zacht genoeg is.
Blijf nu minimaal 20 minuten kneden, hoe langer je kneed, hoe zachter de roti dadelijk is. Het deeg moet erg soepel en elastisch zijn.
Leg het deeg in een kom en leg hier een schone theedoek over heen, laat het deeg minimaal 30 minuten rijzen
Ondertussen kun je eventueel de vulling of bijgerechten bij de roti gaan maken.
Wanneer het deeg 30 minuten heeft kunnen rijzen, verdeel je de bol deeg in vier gelijke bolletjes.
Doe een beetje bloem op je handen en het aanrecht (of plek waar je werkt). Rol nu de roti’s uit met een deegroller tot je platte ronde pannenkoekjes hebt.
Verhit een pan of plaat en leg de roti hier op, smeer de bovenkant in met olie en draai halverwege om n smeer de andere kant in met olie. Pas op dat je de roti niet te hard bakt, de roti mag niet zwart worden en hoort zacht te blijven. (
Inge Jespers)