In het verleden heb ik er letterlijk nooit bij stilgestaan. Voor mij waren gebouwen en woningen die in de citéstijl waren opgetrokken overblijfsels van een somber verleden. Zó werd vooral in Wallonië gebouwd rond de naargeestige buitenrand van door zware industrie aangetaste en verkommerde steden. Het waren voor mij de beelden van plaatsen waarin mensen samen geklonterd hokten als beklemde massa’s die met zichzelf weinig meer raad wisten dan hun dagen met hard werken en armoedige problemen uitzichtloos door te brengen: sociale ellende in lijdzaamheid. Daarom keek ik er altijd langs. Ik voelde me er oud en desolaat bij, zelfs als kind al.
Fabriekswijken. We kennen ze allemaal. In de 19e en 20e eeuw waren veel bedrijven genoodzaakt voor hun arbeiders onderdak te bieden in de nabijheid van de plek waar het werk moest worden gedaan. Daarom werden er – naar Engels voorbeeld – arbeiderswoningen opgetrokken, die in sombere rijen hele dorpen vormden. Via Wallonië kwamen deze bouwstijlen ook naar Vlaanderen en Nederland. Het wordt tegenwoordig niet meer gedaan. Door de toegenomen welvaart gaan mensen niet zo snel meer in de buurt van hun werk hokken; ze reizen veel liever. De cités zijn vervangen door files. Mobiliteit heet dat dan.
Cités ouvrières. Werkliedendorpen. Ze zijn in de vorige eeuw allemaal in een bepaalde stijl gebouwd. En op mijn tocht langs de kanalen in Lommel kom ik enkele woningen tegen die in die stijl gebouwd zijn. Nu zijn het niet altijd alleen maar onderkomens voor armoedzaaiers. Ook woningen – zeg maar rustig villa’s en herenhuizen – voor de bedienden, ingenieurs en directeuren zijn in diezelfde stijl opgetrokken. Daarnaast zelfs kerken, scholen en gemeenschapshuizen (ik ben nog steeds onderweg langs het kanaal en die laatstgenoemde gebouwen staan niet langs het kanaal). Langzamerhand zijn het gebouwen geworden die status van erfgoed hebben gekregen.
Ik loop er langs en het is zelfs zo dat ik ze nu mooi vind. Op een talud bij een van de sluizen aan het Maas-Schelde-kanaal staat zo’n huis. In het groot staat er op dat het in 1845 is gebouwd. Toen was hier het kanaal gereed. Ik vermoed dat hier de sluiswachter met zijn gezin woonde en mogelijk nog woont. Dit huis heeft later nog een uitbouw gekregen. Iemand die het kan weten, zegt dat er een bunker zit in die uitbouw. Het is een klein voorbeeld van een zogeheten koterij die Belgen gewend zijn op een gevoel van oerlelijke esthetiek bouwkundig tegen elkaar te kwakken in hun opvatting van praktisch wonen: bouwen, verbouwen en renoveren totdat het er niet meer uitziet. Ik moet misschien zeggen: zodat het er niet meer uitziet.
De gebouwen in oorspronkelijke citéstijl zijn naar mijn idee oerdegelijk en in hetzelfde metselstramien opgetrokken: met kleine rode baksteen, waarbij de stenen laag na laag om en om in de lengte en in de breedte worden opgemetseld. De voegen zijn vaak in veel lichtere ietwat beige kleur specie aangebracht. De stijl is eenvoudig en sober, soms wel voorzien van siermetselwerk of rijen stenen in sterk afwijkende kleur. Dat de huizen oerdegelijk zijn – tegenwoordig zou men spreken van duurzaam – leid ik af uit het feit dat ze doorgaans allemaal honderd tot honderdvijftig jaar of ouder zijn en nog steeds bewoond worden. Ze zien er – behoudens de koterijen die er tegenaan zijn gekwakt – nog steeds patent uit. Is dat art déco in nieuwe zakelijkheid? Ik heb er te weinig verstand van.
Langs het kanaal naar Beverlo ligt ook nog een aantal van deze huizen; ik vermoed gebouwd voor mensen die voor de zandbaggeraar Emsens werken of hebben gewerkt. Achter de
bomenrij langs het jaagpad kun je zo nu en dan het water zien van de zandgroeven. Daar is steeds met borden aangegeven dat het streng verboden toegang is.
Het maakt nieuwsgierig. Ik wil meer weten over dit type woningbouw dat een industrieel imago heeft, maar ik kan er weinig over vinden op internet, behalve dat het in Limburg vooral voorkomt in de mijnstreek. Daar heeft men tuinwijken die in deze stijl gebouwd zijn als erfgoed aangeduid. En terecht, maar dan wel zonder de koterijen alsjeblieft. Ik zal iemand moeten vinden die mij er meer over kan vertellen.
In Nederland vind je dit onder andere in Dorplein, waar al sinds eind negentiende eeuw een zinkfabriek staat, daar neergezet door twee Waalse broers. Industriëlen, hoe kan het ook anders. Dit type woningen zal in mijn geest altijd verbonden blijven met mijnbouw, metaalindustrie en andere vormen van zware nijverheid.
Ik zie dat verderop een drijvende bok in het water van het kanaal ligt waarop een kraan staat. Men is bezig met onderhoud. Er worden ook nieuwe houten palen voor beschoeiing de kanaalbodem in gedreven.
Ik loop terug naar de blauwe kei waar ik mijn fiets had achtergelaten.
© Willem - 150720