'Ik moet naor ’t huuske.’ Zo zeiden wij dat in het dialect. Zo’n huuske was gewoon een houten hok met in het midden een zitplank met een gat erin. Je hoorde de excrementen diep onder je vandaan wegploffen in het duister. Het had altijd iets beangstigend, vooral in de winter als de vrieskou ook nog naar je klamme billen greep. Er scheen nooit een lampje naar beneden die put in. In de deur zat op ooghoogte (op volwassenen-hoogte dan) een uitgezaagd hartje in de deur. Wie dat ooit heeft bedacht, is mij niet bekend en ook niet of het nu was om naar binnen te gluren of juist naar buiten. Naast je op de plank vond je dan een stapeltje gescheurde krantenvellen. Ik ga niet toelichten waarvoor die dienden, maar ik denk dat je bij sommigen de oude nieuwsberichten van hun billen hebt kunnen lezen. Ik weet nog dat er bij een van opa’s zo’n huuske was en bij een van mijn vrienden die op een boerderij woonde.
Ik zou dit verhaal niet zo uitgebreid hebben verteld als ik niet op deze wandeling zo’n huuske tegen was gekomen. Op de deur is er in dit geval een hartje in het rood geschilderd, niet uitgezaagd. Ik vermoed dat er wel een keramische pot in staat, want aan de achterkant staat een IBC (Intermediate Bulk Container) half gevuld met water op drie pallets en ik zie dat er een leiding onder het dak naar de binnenkant van het huuske verdwijnt. Die watercontainer wordt gevuld met regenwater dat van het dak komt van het naast gelegen hok. Dat zie ik aan de regenpijp die naar de container loopt.
Zoals gezegd, naast de wc staat een groter hok. Ik schat dat die vier meter in het vierkant is. Die is ook van hout. Op het veldje waar deze combi staat en dat is afgezet met touwen en palen, zie ik een tent in de vorm van een tipi (wigwam zo u wil) die deels van hout is. Aan de bovenkant zit plastic folie gewikkeld. Naast de tipi zit een groot houten figuur die parmantig hoekig voor zich uit kijkt met zijn handen op zijn knieën. Hij is zeker vier meter hoog en zit op een houten kubuskrat die op wieltjes staat. Verrijdbaar is hij dus. Volgens mij kun je bij deze houten pop naar binnen. Ter hoogte van zijn middenrif is er een rond gat in zijn romp gemaakt.
Alles wat hier staat – de wc, de blokhut, de tipi en de houten man (tenminste, ik denk dat het een man is) – is met zorg en toewijding gemaakt. Dat is duidelijk te zien. Ik loop naar voorkant toe en ik zie dat het terrein open is. Ik zou er zó naar binnen kunnen en alles goed bekijken. Ik vraag me af of hier nooit vandalen naar binnen zijn gegaan om ook alles een keer van dichtbij te bekijken, misschien wel met een hamer of een breekijzer. Ik kan niet zien of er iets te halen valt. Kennelijk heeft men het niet nodig geacht dit af te sluiten. Ik heb ook geen idee van wie dit is of voor wie dit is gemaakt en wie er dan gebruik van maakt. Het lijkt me een clubhuis voor jongeren, maar zeker weten doe ik het niet. Er staat geen bordje met een aanwijzing bij.
Ik draai me om en loop verder de weg op in de richting van de Lommelse Sahara. Op een groot bord kom ik een rebusraadsel tegen. Hier is over nagedacht, moet ik constateren. In een verzameling pictogrammen die niets aan de verbeelding over laten moet je in één oogopslag zien wat je zeker niet meer mag als je dit bord voorbij bent en tevens wat je daarbij riskeert mocht je het hart in lijf hebben het toch te doen. Het is verboden te zwemmen (met uitleg erbij hoezo), bootje te varen, vuurtje te stoken en rotzooi te maken (dat laatste lijkt me wel logisch). Voorts moet je je hond aan de lijn houden. Het valt op dat verboden te vissen er niet bij staat. Aan de onderkant van het bord staat een camera afgebeeld, het logo van de politie en een gestileerd oog. Mocht u denken dat u toch zou kunnen gaan zwemmen, bootje varen of nog meer, dan moet u weten dat u zeker in het oog gehouden wordt. En dat kost u dan maximaal €350,--. U bent gewaarschuwd. Het kan u niet zijn ontgaan. Ik stap met enigszins schuw gebogen hoofd langs het bord voorbij. Men ziet mij! Ik ben al voor de helft schuldig zonder er nog maar aan gedacht te hebben het klokhuis van de appel die ik nu eet hier ergens in de bosjes te gooien. Geen genade. Onze Lommelse flikken hebben sinds kort twee splinternieuwe stoere quads gekregen waarmee ze door bos en hei, zelfs over de zandverstuivingen hun patrouilles crossend uitvoeren. Sommigen zullen hen wat jaloersig nakijken: ‘Zij mogen wél.’ Ik denk dat ze op het bureau een strikt rooster hebben moeten maken van wie er vandaag, morgen en de komende week hiermee op pad mag. Ik kan wel zeggen dat het er geducht uitziet.
Ik steek door het bos en over de hei dwars over. In de tweede aflevering van deze serie heb ik al uitvoerig verteld over het gebied waar ik nu loop, de Sahara, zoals het genoemd is. Ik stap door in de richting van de Soeverein, de evenementenhal van onze stad. Op een hoek van een straat loop ik weer tegen een curiositeit aan. Er staat een groene elektriciteitsverdeelkast, zoals die in wijken wel meer terug te vinden zijn. Men kijkt er doorgaans gewoon naast. Aan de zijkant van die kast heeft iemand een kunststof hondenhokje geplaatst, mooi waterpas en netjes van vorm en kleur. Aan de ene kant staat een bakje voor water, aan de andere kant een bakje voor voer. Dit idee is – helemaal niks mis mee – hedendaags surrealisme. Onmiddellijk komt de vraag op voor wie dit bedoeld is. Misschien voor passerende egels of dwergvossen? Heeft het wel nut of moet je het gewoon zien als een expressionistische uiting van hondenzorg? Ik kan het niet bedenken. Misschien is er een voordehand liggende verklaring. Het staat erbij alsof het gewoon hoort, net als die elektriciteitskast.
Ik buig hier af richting huis.
© Willem Van Lit - 241020