Wel eens gehoord van MXGP, Tim Gajser, Jeffrey Herlings, Jago Geerts? In Lommel wel. We hebben een motorcrosscentrum. Deze week vercrosst men hier drie Grand-Prix’s (GP’s): die van Vlaanderen, Limburg en Lommel. Het schijnt dat Lommel in het losse zand een lastig uitdagend circuit heeft. Het hele motorcrosscircus is er neergestreken. Dit gaat deze keer zonder publiek. De namen die ik hier noem, zijn van jongens die het momenteel goed doen in de cross. MXGP noemt men de grote prijs voor motorcross. Toen gingen we nog wel eens kijken, maar dat is tientallen jaren geleden. Het lawaai klinkt als een nijdig nest wespen en dat horen we tot bij ons thuis. België en Nederland hebben in het verleden veel crosskampioenen geleverd. En deze motorsport is populair in deze streken.
Nu kom ik op mijn wandelingen niet direct langs dat circuit, maar ik moet het wel even noemen. In een van de komende afleveringen ga ik er verder op in. Ik hoor ze deze dagen veel. Terwijl ik vanuit Kattenbos onder de hoge industrieel bedoelde dennen door loop, duiken er achter mijn rug plots twee crossers op. Het pad is hier smal. Ze trekken goed door. Er hoeft maar iets te gebeuren en ze hangen gekruld rond een boom, bedenk ik terwijl ik wat passen opzij doe. Ik weet niet of dat hier mag, ik bedoel op een crossmotor door het bos. Juist omdat het hier als natuurgebied is aangemerkt, lijkt het me dat dit verboden is. Zeker weten doe ik het niet. Vroeger maakte je wel meer mee dat je zijsprongen moest maken omdat ze er op hoge toon langs moesten. Crossintimidatie in het wild, want dat is het.
Er zijn nog meer gasten die hier komen woelen. Ik zie er de sporen van aan de rand van het bos. Gelukkig zijn deze wroeters meestal ’s nachts actief. Ik heb het over wilde varkens. De sporen zijn nog vers. Zij zijn hier wel legaal. Er zijn mensen die roepen dat ze hier horen en dat we er maar mee moeten leren leven. Op sommige plaatsen komen ze het bos uit en zoeken ze tiptop onderhouden gazons uit bij mensen in hun hofje om daar te gaan wroetspeuren naar lekkers onder de zoden. Mensen durven niet hardop te vloeken bij de lokale tv-zenders als hen gevraagd wordt wat ze ervan denken. Hun woede over de vernielingen klinkt doorgaans beschaafd. Hetzelfde kun je zeggen over de wolf. Gisteren is er een tweede welp doodgereden. Ze willen wel eens oversteken. Van de vier jongen zijn er nu nog twee over. Men noemde hen wat stoer de vier bosdaltons. Het is maar goed dat Lucky Luke niet in de buurt woont. Beschermers zijn tot tranen toe bewogen; ook dat zagen we gisteren in het plaatselijke nieuws.
Tot nu heb ik het gehad over het roerend goed dat we kunnen aantreffen in deze bossen, maar er ligt ook nog wat onroerend goed. Aan de achterkant van dit gebied loop ik het bos uit. Links zie ik de groene weidestrook van de Molse Nete. Ik loop die kant heen. Op het pad bij het laatste blok van dennen zie ik een grijze klomp staan. Ik loop erheen. Het is een rechthoekige betonnen doos die schuin midden op het pad staat
(foto). Hij is aan de lage kant ongeveer 1,20 hoog, grofweg drie meter lang en twee meter breed. Aan een kant zit er onderin een kleine ronde opening en op het dak van de doos zie ik resten van teer of asfalt. Bovenop is er een ronde opening in de vorm van een rechtop geplaatste buis. Er steekt nog een ijzeren pijpje uit aan de bovenkant. Het lijkt op een blinde bunker; er zitten aan de zijkanten geen gaten in. Vanaf de buis bovenop kun je met een ijzeren wandladdertje afdalen in zijn binnenste. Er lig niks anders in dan wat afval wat mensen daar in hebben geknikkerd. Het is een vreemd object zomaar midden op een bospad. Ik kan er niks van maken. Er staat ook geen bordje of aanwijzing bij, maar misschien heb ik iets gemist. Het is een stomme getuige van een absurde bedoeling. Misschien als iemand dit leest, dat hij of zij er iets over kan zeggen.
De Vosvijvers op dan maar. Aan de rechterkant het bos, links met bomen en struiken omheinde voornamelijk lege weilanden. In enkele daarvan staat paarden. Bij een weiland zie ik alweer een doos die uit de verte ook van beton lijkt te zijn gemaakt. Ik stap door het hoge gras er naartoe. Het is een aluminium container die – zo lijkt het – van een Belgische goederentrein is gevallen. Er staat in het groot NMBS COLLI op. NMBS, dat is de Belgische spoorwegmaatschappij. Bij nader inzien wordt deze container gebruikt als schuilplek/paardenhok. In de wei erachter lopen een aantal paarden die mij wat laatdunkend aankijken, alsof ze willen zeggen: ‘Gefopt!’ Ik stap door en verderop in een wei staan twee nog jonge paarden. Ze zijn nieuwsgierig en komen naar me toe. Ik strijk beide paarden over hun snuivende hoofd. Een ervan raakt er kennelijk van opgewonden en gaat in galop rond. Ze komt weer een aantal keren wild schuddend met haar manen – ik denk te kunnen zien dat het een merrie is – langs denderen. Het is een majestueus komisch gezicht.
Ik nader nu het einde van mijn wandeling. Op de plek waar ik de auto heb geparkeerd, staat in de berm een grote ronde bol op één poot. Het is een gestileerd insectenhotel, een kunstwerk van de hand van Will Beckers, zo lees ik. Dat is dezelfde die hier vóór in het bos de hutten en tunnels van wilgentwijgen heeft gevlochten (zie mijn vorige aflevering).
Het volgende verhaal begint bij een nieuwe rondgang.
© Willem VAN LIT