‘Werd hier een aanzienlijke inheemse familie begraven die uitkeek over haar bezit?’ Ik sta stil voor een groot bord met een plattegrond, twee foto’s met aardewerken potten en toelichting in drukletters. Dat gaat over de drieperiodenheuvel nabij grenspaal 194. Zo heet het hier volgens dat bord. Inheems, denk ik. Kennelijk duiden we mensen in vreemde streken vanuit ver vervlogen tijden waar we mysterieus weinig vanaf weten aan met inheems, zelfs hier op de eigen hei in Lommel. Aanzienlijk. Dat leiden de onderzoekers die hier de schop in de grond hebben gestoken, kennelijk af van het soort fraaie potten en de mooie grafgiften die men erbij gevonden heeft.
En drieperiodenheuvel. Dat is een heuvel waarin op drie verschillende tijdstippen in de geschiedenis mensen op dezelfde plek boven op elkaar zijn begraven. Het klinkt allemaal wat gissend. Dat is het ook. De onderzoekers hebben de begraven personen bij grove benadering van duizend jaar kunnen dateren: één van 4500 jaar geleden, één van 3500 jaar en nog een van recentere datum.
Dat hebben ze zeker niet van elkaar geweten toen ze hun dierbaren daar neerlegden. Ik denk echter dat ze het wel een mooie heuvel hebben gevonden, eentje die opzichtig uitstak in het vlakke zandlandschap. Opzichtig? Wilden ze dat wel? Dan was de kans er ook dat onverlaten hier zouden gaan graven op zoek naar de barnsteen kralen en andere grafgiften die mee gingen de heuvel in.
Gelukkig hebben de lieden van de plaatselijke heemkundekring wel met eerbied en met zorgvuldige bejegening deze graven met giften gedolven en opgeslagen: ter lering en bewondering van de huidige inheemsen: ‘wat konden ze tóen al mooie potten bakken!’ De getoonde potten zien er nog gaaf uit en worden beschreven alsof ze gisteren zijn gedraaid. Er liggen in deze omstreken wel meer inheemsen begraven in heuvels, veel maar dan men aanvankelijk dacht. Overal kerkhoven. Je moest de dierbaren met hun spullen toch ergens laten, niet dan?
Terwijl ik verder loop, denk ik, wat zijn we al oud he! Ik bedoel qua generaties dan. Allemaal voorouders hier onder de heideheuvels.
‘Hier viel El-Cid met een groot ruiter’. Dat staat ingegraveerd in een stenen plaat die ingemetseld is in een bemoste betonnen blok van ongeveer een halve meter hoog en veertig centimeter breed aan de kant van de weg. En rondom groeien er braamstruiken, die dit blok bijna verdonkeremaand hebben. Wie was El-Cid? Ja, als je op internet gaat kijken dan lees je dat het gaat om een Spaanse held, een aanvoerder van de Matamoros (letterlijk Morendoders) die de Reconquista heeft voltooid. Er is nog een film over gemaakt. Maar hier zal het om een paard gaan, want anders spreek je niet van een ruiter. En wie was die ruiter die zo groot was? Van postuur of van karakter? Meer aanduiding is er niet. Nu denk ik wel dat men bij de plaatselijke heemkundige kring mij wijzer kan maken, maar dat wil ik nu even niet. Laat het maar mysterieus blijven. Ik sta er met verbazing naar te kijken. Komt dat tegen! Uit bewondering voor de plotselinge plaagstoot op het deksel van mijn redelijkheid – dit soort onverwachte mysterieuze mededelingen brengen mij ietwat in verwarring – trap ik de bramentakken rondom wat plat. Dit monumentje moet gezien kunnen worden, hoe dan ook. Ik wíl niet eens weten waar het over gaat. Een beetje betovering hier op de hei mag ik wel. Dat komt goed uit.
Er staan bij de bossen hier soms grote borden met ‘streng verboden toegang’. Dat zal wel privaat bezit zijn, zoals men het hier zegt. Nu voel ik een enorme aandrang om te pissen. Ik gá toch een einde zo’n bos in. Ik moet gewoon. Kijken wie mij komt wegjagen als ik wat klaterend achter een boom sta met licht uit elkaar staande knieën.
Niemand dus. Opgelucht vervolg ik mijn weg.
He, moet dat nu gezegd worden, Willem?
© Willem - 080720