Zet ergens waar wat huizen bij elkaar staan, een kerk neer met daarbij een school en een zaal en je hebt op zijn minst een gehucht dat parochie mag heten. Klandizie verzekerd. Dat was tenminste tot voor een twintigtal jaren nog zo voor deze drie instellingen; voor de kerk gaat dat nu niet meer op. Zo’n combinatie van kerk, zaal en school was het prille begin van een verzelfstandiging van bestuur, zeker als het gehucht wat huizen betreft zou groeien. In Wikipedia staat het als volgt: ‘Gelderhorsten is een gehucht in (…) Lommel (…) Gelderhorsten ligt vlak bij de grote heidevlakten en is een deel van de parochie Kerkhoven. Het gehucht heeft een eigen voetbalploeg en een majorettenvereniging.’ Zoals het hier staat is een gehucht deel van een parochie. Ik ga niet aan haarkloverij doen. Wat ik wil zeggen, is dat de kerk tot voor kort een grote invloed had op gehuchtvorming, zodra het de naam parochie kreeg. Dan kreeg zelfs een negorij enig aanzien. Een voetbalclub en dansmariekes tellen dan ook mee.
Als kerk moest je altijd eerst nog toestemming krijgen van de bisschop en dan werd die toegevoegd aan een dekenale kerk. Zo werd je parochie. Ja,
Ordnung muss sein, zoals onze oosterburen ons zo punctueel gedreven voorhouden. En dat geldt ook in de katholieke kerk: de hiërarchie is onlosmakelijk deel van het sacrale. Op mijn wandeling door de Gelderhorsten loop ik een zijstraat in, waar er ook zo’n combinatie is neergezet. De kerk is intussen verlaten; ze hebben er maar een extra zaal van gemaakt. De school is in bedrijf. Gelderhorsten is het aanzien van parochie kwijt, waarschijnlijk door gebrek aan pastoors. Zoiets heet teloorgang, maar of er veel mensen treurig van worden? Ik denk het niet.
Ik loop de hoofdweg verder af. Verderop is een pad naar links dat ik volg. Na enige tijd kom ik er achter dat ik de verkeerde kant op loop. Dan maar weer terug. Ik raak zó niet waar ik wil komen. Het doet er allemaal niet toe, die extra kilometer die ik maak. Ik had verder door moeten lopen. Daar kan ik links af de hei op langs een pad dat me terug naar Kattenbos voert. Hier staan gele paaltjes: ‘Fluxys, aardgasleiding onder hoge druk. Werken in nabijheid verboden zonder voorafgaand overleg’, lees ik. We zijn gewaarschuwd. Ik volg het pad. Links een bos, rechts een heidevlakte.
Terwijl ik daar loop, denk ik, dit is ook het gebied waar ik zogenaamd geworteld ben: de Kempen. Ik vind het een vreemde gedachte; immers, zo ervaar ik het niet. De heide is mij vertrouwd, maar ik heb er geen verstokte, vergroeide of intens verknochte gevoelens bij, sterker nog: vanaf mijn jeugd al wilde ik ergens anders zijn, stééds ergens anders, weg hier vandaan. Dat heb ik ook gedaan. Ik heb nooit last gehad van melancholische buien met een voortdurend onbevredigd verlangen naar een gebied dat geboortegrond heet. Het komt me zelfs vreemd voor dat er mensen zijn die een dergelijke sterke verbondenheid wél ervaren. Ik kan ook niet verklaren wat is geweest dat me steeds van huis dreef. Die gedachte komt bij me op terwijl ik langs de heide loop die nog een paarse zweem heeft; hij is net uitgebloeid.
Langs het pad staan op verspreide plekken tekstborden die uitleg geven over het gebied hier: over planten, vogels en dieren. Men wil dit gebied als natuurgebied conserveren en er wordt aan ons gevraagd er voorzichtig mee om te gaan. Bij sommige panelen heeft de gemeente geluidroosters geplaatst. Als je erop gaat staan, zou er een stem opkomen die je allerlei wetenswaardigheden toefluistert terwijl je over de hei uitkijkt. Ik ga erop staan, maar er gebeurt niets. Kapot zeker.
Op een andere plaats heeft men een zitkuil in het zand gemaakt. De voorbijganger wordt uitgenodigd daar plaats te nemen. Je zit dan tot je nek rondom in de heide. Het zou een bijzondere sensatie teweegbrengen, een meditatief moment, een spiritueel onthaal van erica.
Volgens het tekstbord hoor en zie je zo veel beter de insecten die hier de hei komen bezoeken, vooral vlinders en bijen. Ik heb er mijn bedenkingen bij. Misschien zou het mijn heimweegevoel kunnen versterken als ik mij op mijn geboorteplaat druk, een kraag van onderdrukte nostalgiebeleving over mij heen getrokken. Ik waag het er maar niet op. Zoals ik ben, ben ik heel tevreden met mijn onrustig nergens-en-overal-thuis gevoel. Als kind kwam ik geregeld op de hei en we lieten ons geregeld wild ravottend vallen en rollen in de zandgrond. Ik ken de geur van hars en aarde, de jeukende krassen van schaafwondjes op knieën en ellenbogen. Ik weet hoe het is als je hard over een heideveld wil rennen en de hei grijpt steeds stroppend naar je enkels en schenen, waardoor je om de haverklap struikelt en op je geboorteplaat valt. Het was allemaal helemaal niks erg, maar het roept nu geen innerlijk onbestemde zucht naar verloren geachte momenten op. Gelukkig niet.
Ik weet soms wel waarom ik hier loop; zo kan ik u zo nu en dan ook over mezelf wat vertellen.
© Willem Van Lit - 161020