Lommel een stad? Men zegt van wel. Ik weet niet waaraan je zo’n benaming ontleent. Ik heb wel ergens gelezen dat een van de vorige burgemeesters zich ervoor heeft ingespannen dat Lommel de aanduiding van dorp is ontstegen. Want ja, stad, dat is toch iets meer dan dorp, ook qua prestige. Lommel zou in de middeleeuwen al stadse privileges hebben had. Middels privileges kreeg je als plaats bijzondere voorrechten. Je mocht markten houden of een waterpomp exploiteren. Je kon ook verdedigingswerken oprichten om jezelf tegen rondtrekkend gespuis te verweren. Dat was in ongewisse feodale tijden van groot belang, wilde je als kleine samenleving in stand blijven. Het was iets wat de adel verleende als gunst, als buitenwettelijk handvest, zoals dat formeel heette. De adel was toch al buitenwettelijk, dus die kon er weer mee doen wat ze wilde. Wat op de dag van vandaag de bijzondere betekenis is, is mij niet bekend, behalve dan wat vage achtbaarheid om je als stad te laten gelden.
Maar goed, Lommel noemt zich stad, terwijl in de volksmond nog steeds gangbaar is te zeggen: ‘ik ga even naar het dorp’, als men het centrum van Lommel bedoelt. Ik wil maar zeggen, in de geesten van veel inwoners is ons dorp nog steeds niet die status ontgroeit.
Ik loop door de smalle toegang naar het eigenlijke centrum van Lommel, de Heerdgang. Aan mijn linkerhand het voormalige vredegerecht. Dat is wat men in Nederland het kantongerecht noemt. Sinds een aantal jaren is het hier verdwenen als gevolg van verdere centralisering en bezuinigende schaalvergroting van het justitieapparaat. Naast het gebouw van het voormalige vredegerecht staat het politiebureau met onder andere heel duidelijke posters van: ‘Wildplassers? De pot op!’
Op het pleintje voor het politiebureau staat een zeker wel tien meter hoge obelisk in spiegelglas. Hij staat er niet echt opvallend, terwijl hij toch bedoeld is om te pronken. Hij is hier in 1990 neergezet en onthuld door toen nog koning Boudewijn. Het verwijst naar Lommel als stad van het glas. Het zand dat hier in de omgeving is gevonden, is uiterst geschikt is om er glas van te smelten. Daarom is hier ook nog een zogeheten Glazen Huis met een glasblazerij, atelier en toonzaal voor het ambachtelijk vervaardigen van glazen voorwerpen en kunstobjecten. Je kunt hier het ambacht van glasblazen leren als je dat wil. De stad wil zich als kunstnijverheidsoord profileren. Dat komt ook tot uiting in een dertig meter hoge glaskegel waarin je met trappen omhoog kunt om een blik op de omgeving te werpen. Die kegel ligt achter het glazen huis in de doorloop naar het Adelbergtheater. ’s Avonds staat hij priemend verlicht te stoefen en naar de lucht te wijzen.
Maar ik ga te snel. Het politiebureau lig aan een plein, dat de Markt wordt genoemd. Het is een driekantig groot plein waar aan een van de zijden het oude gemeentehuis te zien is. Het is een opmerkelijk gebouw in neoclassicistische stijl zoals dat heet en is tegenwoordig in gebruik onder andere als trouwzaal of als locatie waar culturele lezingen worden gegeven. Ik heb er zelf een lezing mogen geven naar aanleiding van het verschijnen van een van mijn boeken over de Nederlands Caribische eilanden: compleet met lichtbeelden en korte filmpjes.
Het afgelopen jaar is het plein met de omliggende toegangswegen compleet op de schop gegaan. Het heeft hier een aantal maanden op een bouwput geleken. De oude kasseien zijn weggehaald en er is een nieuw wegdek, ook weer in de vorm van stenen – maar nu veel vlakker en minder hobbelig – voor in de plaats gekomen. Tegelijkertijd heeft men ondergronds ook leidingen en riolering opgeknapt. Ook alle horeca bij dit plein heeft onder de ravage te lijden gehad. Toen men bijna gereed was, kwam het virus binnen stormen en kon men nog niet de terrassen openen voor publiek. Momenteel krabbelen de ondernemingen
ietwat overeind uit de ravage. Men haalt weer adem, maar nog steeds mondkapgewijs en terrastafelgewijs uitgedund. Alle ellende heeft voor hen meer dan anderhalf jaar geduurd.
Men struikelt links en rechts nog over de stenen, omdat het hele renovatieproject nog niet helemaal is afgerond. Als het klaar is, zal het er wel top uitzien.
In de zomermaanden is op de Markt op zondagen ook de zogeheten teutenmarkt te vinden; dat is dan een rommelmarkt waar kramers uit de omgeving hun oude spullen proberen te slijten aan aarzelende ongeïnteresseerd ogende voorbijslenteraars. Tijdens de renovatie is men daarvoor uitgeweken naar het plein voor het gemeentehuis, hier het Huis van de Stad genoemd. Daar staat ook de wekelijkse gewone markt op woensdag. Het ruikt er op die dag naar vis en grilkippen.
Ik moet ook nog vertellen van de teuten denk ik terwijl ik verder loop. En niet vergeten de tientallen lindebomen te noemen.
© Willem - 20 juli 2020