De pijn op zich is niet het probleem. Mijn one-track mind en mijn fanatisme, dat zijn de grote struikelblokken. Gevallen ben ik nochtans niet, noch recent letterlijk of figuurlijk tegen de schenen geschopt. Feit blijft dat ik te kampen heb met een overbelaste nek- en scheenbeenspier. Ander feit is dat penetrante pijnscheuten op die locaties mijn gedachten momenteel overwoekeren. Heb geen medelijden. Ik verdien het niet.
We maken een sprongetje terug in de tijd. Heel voorzichtig. Drie weken geleden scheurde het polsbandje van mijn horloge-stappenteller. Het was mijn eigen stomme schuld. Het haakje bleef even hangen en ik had niet het geduld om dat zachtjes terug te schuiven. Integendeel. Ik gaf er een paar flinke rukken aan tot het ding scheurde. Lapmiddelen als een zelfkastijdende pets op mijn wang ter boetedoening, het bandje vastbinden met elastiekjes of zelfs Pattex boden geen soelaas of bleken pijnlijk en onpraktisch. Mijn lievelingsgadget verdween van mijn pols en bijgevolg stapte ik een week lang zomaar wat willekeurig, doelloos en ongemotiveerd rond. Ik ben een statisticus. Een freak met cijfers. Gebrevetteerd autist ben ik evenzeer. Het speelt mee. Geen leuk woord in deze context trouwens, dat ‘evenzeer’.
Mijn vrouw had het al snel in de smiezen, ook al omdat ik misschien af en toe wel eens een ietsiepietsie heel klein beetje zeurde over de naaktheid van mijn pols en mijn gebrek aan stapgegevens. ‘Over een paar weken verjaar je. De halve eeuw nadert met rasse schreden. Schreden die je zelf al een tijdje niet meer zet. Babystapjes ja, of huppeltjes, soms ook slentertjes, maar een normale tred is er de laatste dagen niet meer bij. Enfin, qua loop- en wandelstijl leek je voordien sowieso op een versleten hark. Past steeds meer bij je leeftijd. Om tot de kern van de zaak te komen: koop snel zo’n nieuw stappentellertje. Geef jezelf een vervroegd verjaardagscadeau. Op deze manier kan het niet verder. Negeren is geen optie.’
Ze had gelijk, ook al word ik pas achtenveertig. Als een maniak begon ik het internet af te speuren. Het woord ‘stappenteller’ werd ternauwernood gevonden in zoekmachines. Heden ten dage spreekt men immers van een ‘activity tracker’. Veel meer mogelijkheden, speledingetjes en statistiekjes. Hartslagstatistiekjes zelfs. Hupsakee, in mijn virtuele winkelkarretje die handel! Levering binnen de vierentwintig uur! Ik voelde van alles omhooggaan. Mijn hartslag was erbij.
De coronamaatregelen lapte ik twee dozijn uren later bijna aan mijn wandelschoen. Nog een geluk dat die Pakistaanse pakjesbezorger het droomdoosje op de grond had gezet en zich al preventief uit de voeten had gemaakt, anders zou ik hem misschien wel geknuffeld hebben.
Het was liefde op het eerste gezicht. Niet met die schichtige Pakistani, maar met mijn ‘Huawei Band 4 Pro’. Zonder al te veel moeite slaagde ik erin om ‘m te koppelen aan mijn smartphone en toen was ik vertrokken. Letterlijk. Alsof ik nooit anders gedaan had, zette ik mijn nieuwe vriendje in de ‘outdoor walking’-modus en daar ging ik. Om de pakweg honderd meter mijn wandelafstand, hartslag, gemiddelde snelheid en eventueel inkomende berichtjes checkend. Met een brede smile stak ik een groepje wandelende zestigers voorbij en ontweek ik een platgereden egel die reeds in verre staat van ontbinding was. Bijzonder jammer voor het beestje in kwestie, maar ik kon er niet bij blijven stilstaan, want dat zou een nefaste invloed hebben op mijn gemiddelde snelheid. Die lag rond 6,5 kilometer per uur. Bergop. Ik moest me echt beheersen om niet te rennen, te huppelen of keihard ‘Ja, sicher!’ te roepen. Dat doe ik namelijk wel eens in staat van opwinding en euforie of bij het aanhoren van spetterende, vurige gitaarriffjes van Rammstein.
Natuurlijk hield ik dat helse tempo niet vol. Wel wist ik na iets meer dan twee uur vlotjes het trapje aan onze zijdeur te beklimmen. Twaalf kilometer afgelegd. Op een geaccidenteerd parcours, zonder ongelukken! Even trok ik een scheve muil, stak mijn rechtervuist in de lucht en maakte een vreugdesprongetje, Rocky Balboa imiterend, of toch minstens Sylvester Stallone.
Daarna moest het elke dag een beetje vlugger, of een beetje verder. Elke dag opnieuw. Dat zit erin gebakken bij een slaafs competitiebeest. Als een vorm van mentale dwangarbeid, met inspannende en ontspannende uitersten. Het al vlug traditioneel geworden vreugdesprongetje bij thuiskomst begon na enkele dagen te lijken op een pijnlijk voorzichtig opwippertje, zoals dat van een min of meer kreupele bejaarde die blootsvoets in een verroeste punaise stapt. Of schuift.
Nauwelijks tweeëntwintig uur later stond ik nochtans opnieuw paraat. Telkens weer. Voor mijn jaar-, maand-, week- en dagstatistiekjes. Opgepept en kleine ongemakken verbijtend, tot ik op een keer halverwege mijn vaste traject een flinke pijnscheut vooraan in mijn rechterscheenbeen kreeg. Zo! Die kwam aan! Sterretjes. Via een binnenweg strompelde ik naar huis. Niet langer mijn Huawei Band 4 pro checkend, maar mijn rechtervoet. Of hij er nog aanhing. Ik voelde hem immers niet meer. Horen deed ik ‘m wel nog. Noodgedwongen liet ik ‘m telkens op de grond ploffen. Daarenboven kreeg ik na een tijdje erg veel last van mijn nekspier, ongetwijfeld ten gevolge van het voortdurend checken van mijn parameters en de aanwezigheid van mijn klompvoet. Alleen mijn nek scheef houden verlichtte de smart enigszins. Puffend, zuchtend en jammerend bereikte Quasimodo ten langen leste de Notre-Dame. Helemaal opgebrand. Zowel mijn kerk als ik. In zak en as.
Mijn andere (Notre-) Dame keek met open mond toe hoe ik mezelf vocaal begeleidend naar de zetel mankte en uiteindelijk bijna kroop van miserie. Ze had me ook het vuur aan de schenen kunnen leggen, maar ze wist goed genoeg dat ik weer ver over mijn eigen grenzen gegaan was. ‘Vergeet die halve eeuw maar,’ zei ze, ‘die ga je nooit meer halen.’
Danny VANDENBERK