In gedachten verzonken stap ik door de Kerkstraat. Zomaar. Al heb ik een zwak voor kerststallen. Ik zie ze zo weinig, behalve onder onze kerstboom. Er staat een windje, maar in vergelijking met de brainstorm in mijn hoofd is dat klein bier. Hier loop ik dan, denk ik bij mezelf, in gedachten verzonken. Ik wil je niet lastigvallen met mijn hersenlijke onhebbelijkheden, maar ik denk zo nu en dan wel eens in anagramvorm. Een Kerkstraat wordt dan bijvoorbeeld een kerstkaart. Ze raken steeds meer in onbruik, me dunkt, kerstkaarten. Een basketbal wordt af en toe gedunkt, niet mijn overwegingen, al stuiteren ze soms naar alle kanten en zijn ze van tijd tot tijd stuitend. Nee, waar zat ik? Juist! Kerstkaarten. Ik ontvang er jaarlijks minder, hoewel ik het gevoel heb dat ik elk jaar een beetje populairder word. Het zal de moderne tijd zijn. Brieven en kaarten worden niet meer geschreven en al zeker niet door mij. Tegenwoordig moet je bijna voor ontdekkingsreiziger gestudeerd hebben om nog een postbus te vinden. Ik overdrijf en redeneer te veel. Voorgevoel van de dag is dat men mij zal herkennen terwijl ik anoniem probeer te wandelen. Haha! Sorry. Het woord ‘voorgevoel’ alleen al. Een ‘voor’ staat in ’t Lommels synoniem voor een ‘achterwerk’ en al wandelend word ik geconfronteerd met mijn gevoelig poepegaatje. Een gevoeligheid die gisteren ontstaan is na een druk dagje diarree.
Windje. Op straat dus. Niet in mijn onderbroek, want ik ben totaal ontlucht. Ik zet de kraag van mijn winterjas omhoog. Vind ik stoer, maar in dit geval is dat puur bijzaak. Ik observeer medewandelaars om me heen. Ze zijn schaars. Soms zelfs schaars gekleed. In een zwart minirokje bijvoorbeeld. Zoals de toch al niet meer piepjonge dame aan de overkant van de straat die uit haar winkel komt gelopen en naar haar brievenbus wandelt. Arme ziel, denk ik. Tevergeefs zal ze hopen op kerstkaarten. Ze is niet mee met haar tijd. Meer nog, ze denkt dat hij is blijven stilstaan en waant zich nog twintig, terwijl er ongetwijfeld minstens dubbel zoveel leeftijdskilometertjes op haar teller staan. Er blijkt wel degelijk iets in haar brievenbus te zitten, veel zelfs. Zoals zo vaak loop ik voor op de feiten en gebeurtenissen. Ik wil mijn blik afwenden, maar het is sterker dan mezelf. Een van haar poststukken waait uit haar brievenbus en valt op de grond. Ze raapt het op en ik kijk recht tegen haar kont. Zwart slipje. Kant, denk ik.
‘Daar heb je den Danny!’ hoor ik plots iemand roepen. Terwijl ik me doortrapt en betrapt voel, word ik ook nog eens herkend op de koop toe. Door mijn nonkel, blijkt na beknopt onderzoek, dat gelukkig vrij overbodig en helemaal niet zo diepgaand is als het toiletpapier van de laatste dagen.
‘Den Danny! De schrijver wiens achtste boek binnenkort zal verschijnen!’ In onze familie wordt al eens graag overdreven en liefst met meer dan vijftig procent, zodat de overdrijving in kwestie geslaagd is.
Na een gemoedelijke, levensbeschouwelijke en familiale babbel stap ik verder. Naar Niemandsland. Na Kerstmis. Het feest van de geboorte van de man die over water liep. ‘
Walk on water’ van Milk Inc. bonkt ineens door mijn hoofd. Water. Dat is waar ook. Ik was in gedachten verzonken en ik sprak erover als was ik een babbelzieke zeekapitein die in zijn eigen jargon sprak over zijn avonturen op alle mogelijke wateren. Als een praatvaar met vaarpraat, kortom.
Kortom. Een kort ommetje was het allerminst. Dat merk ik aan mijn stappenteller als ik weer aan mijn autootje kom. Ik ben een en al melancholie wat Lommel betreft en daarom deed het toch weer deugd om er even doelloos rond te wandelen, al was ik liever herkend geweest door een knappe vrouwelijke fan dan door mijn bloedeigen nonkel. Een kerststal heb ik niet gezien. Kerststal ... Anagram ... Stalkster. Was het maar waar.